De eenige wijze, waarop alle bovenbedoelde bezwaren opgeheven
kunnen worden, is o.i. de opleiding te doen plaats hebben bij een
centralen cursus.
Deze opleiding zou ongeveer één jaar kunnen duren.
Dan zal het mogelijk zijn, dat de aspiranten behoorlijk opgeleid
en beoordeeld kunnen worden en zal men het korps daardoor op
een hooger peil kunnen brengen.
Dan vervalt ook alle onbillijkheid. Vele aspiranten krijgen thans
les van officieren uit hun garnizoen, waarbij de een het beter treft
dan de ander; op posten is de gelegenheid om goed les te nemen
al heel gering.
Sergeanten-majoor-administrateur zijn, wat praktijk betrtir, ge
handicapt ten opzichte der instructeurs.
De meer dan ingewikkelde administratie eischt al hun tijd en
menig compagniescommandant heeft zeer begrijpelijk bezwaren om
den administrateur met de practische diensten mee te laten gaan.
Zoo is er dus pijnlijke onrechtvaardigheid; het wordt een quaestie
van „boffen".
Allen dezelfde opleiding en de besten aangesteld, dat moet onze
richtsnoer worden.
Men zal ons tegenwerpen, dat vele onderofficieren, en juist
dikwijls de meest geschikten, zich voor dien cursus zouden op
geven en dat er daardoor een te groot tekort bij de troep zal
ontstaan. Wij kunnen hierop antwoorden, dat wij een te grooten
toeloop kunnen regelen in verband met de anciënniteit en dat wij
verder de eischen dienen te stellen:
1. een goed strafregister, te beoordeelen door den Chef van het
Wapen; dus gelijke beoordeeling.
2. dat men 2 jaar in den rang van sergeant-majoor (A.O.)-in-
structeur of -administrateur gediend moet hebben, dus niet, zooals
thans geëischt wordt, drie jaar als onderofficier.
Wordt dan nog aan de directie van den cursus de bevoegheid
gegeven, om b.v. na 1 maand al diegenen te verwijderen, van
wie bij voorbaat gezegd kan worden, dat zij nimmer aan de
verlangde eischen zullen voldoen, dan zal men een niet te groot
aantal overhouden, waarvan de besten den onderluitenantsrang
zullen kunnen behalen.
Ten slotte nog enkele opmerkingen betreffende de thans gel
dende eischen van het examen
1. Sommige benamingen zijn vqn ouden datum, als leidraad-veld
dienst, schietvoorschrift-revolver.
2. Van het schietvoorschrift wordt alleen de practische toepas
sing geëischtdat kan dus alleen betrekking hebben op de geschikt
heid als onderwijzer, vuurleider en baaricommandant.
Uit den aard der zaak kan een examencommissie de geschiktheid
voor vuurleider en baancommandant niet nagaan, zoodat dus alleen
overblijft het optreden als onderwijzer; dus Hoofdstuk 11, lil tot
40; het nieuwe voorloopige schietvoorschrift eischt echter (Tin-
leiding) een grondige kennis van het geheele reglement en tevens
de bovenbedoelde practische geschiktheid.
365