Daarna volgt „Artillerie het hoofdwapen" door Kap. Sluys. De titel duidt reeds aan, dat deze Schr. door de ervaring van den wereldoorlog tot de conclusie is gekomen en velen ver moedelijk met' hem dat de infanterie hare rol van „koningin van het slagveld" heeft moeten overdragen aan de aanhangers van Sancta Barbara. Schr. gaat de oorzaken daarvan uitvoerig na, waarbij hij o a. ook wijst op de groote vorderingen der techniek, welke vooral de uitwerking van het artillerievuur bijzonder deden toenemen, terwijl in de vuuruitwerking der infanterie geen noemens waardige verbetering intrad. Blijkbaar om het verwijt te ontgaan van zich blind te staren op den loopgravenstrijd, stelt Schr. voorop, dat de praktijk op alle fronten heeft uitgewezen, dat de bewegings oorlog binnen betrekkelijk korten tijd tot positiekrijg verstarde. Scnr 's beschouwingen verdienen aandachtige lezing, temeer, waar hij ook doet uitkomen, hoe de loopgravenstrijd aanleiding gaf tot de geleidelijke toevoeging aan de infanterie van, of nieuwe onderdeden daarvan vormende, hulpwapens, als mitrailleurs, geweermitrailleurs, granaatgeweren, bommen- en vlammenwerpers enz. Zou inderdaad de rol van de infanterie als hoofdwapen zijn uit gespeeld? Wij meenen hier voorloopig nog een groot vraagteeken achter te moeten zetten. Kap. Boerstra bespreekt onder den titel „Doelaanwijzing door den Afd. C. bij de Bereden Artillerie", een tweetal door hem samenge stelde instrumenten, de correctieplaat en de correctieliniaal, ten ge- bruike bij die doelaanwijzing en geeft de berekeningen, welke tot grondslag hebben gediend voor de constructie van beide instrumen ten; Kap. Nauta Pieter levert er een kort naschrift bij. Over de bevordering van onderofficieren tot hoogeren rang" vormt een ook voor ons belangrijk onderwerp, dat besproken wordt door Kap. Westerveld Schr. betoogt, dat zoowel de legerbelangen, als de particuliere belangen van het gros der onderofficieren wor den gebaat door toepassing van het beginsel „Freie Bahn dem 1 üchtigen", dus door openstelling van de mogelijkheid op een snelle bevordering voor hen, die boven de njassa uitblinken. Als nadeel van den tegenwoordigen toestand wordt nog genoemd de betrek kelijke rechteloosheid, waarin de onderofficieren, wat betreft hun aanspraken op bevordering, verkeeren door het ontbreken van een vast systeem. Schr. geeft dan een systeem aan, dat de bestaande nadeelen zal opheffen en dat, in het kort aangegeven, neerkomt op het houden van cursussen voor onderofficieren, waarvan het aantal deelnemers, na een rangschikkingsonderzoek worden toegelaten, wordt berekend naar het te verwachten verloop in de hoogere on- derofficiersrangen. Aan dit systeem acht Schr. het voordeel vei bonden, dat door opvoering van de eischen van het rangschikkings onderzoek het peil der onderofficieren kan worden opgevoerd, wat mede zou brengen, dat het Rijk hen ook in staat stelt aan de hoo gere eischen te-kunnen voldoen door hen avondcursussen te laten volgen, welke hen ook zouden voorbereiden voor betrekkingen bij de belastingen, politie, enz. 369

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 399