Drie Reizen naar hei Duiische Front.
(met 2 fig). Slot.
II. Chemin des Domes en Rigofronl
Alvorens het relaas te vervolgen van wat ik op militair gebied in
de oorlogszone gezien heb, stel ik er hoogen prijs op met de grootste
erkentelijkheid te gewagen van de uiterst hartelijke wijze, waarop
ik op mijn reizen naar het front, zoowel naar de Somme als op die,
waarover dit hoofdstuk zal handelen, allerwege ben ontvangen-
Zoowel aan het front zelve als verder naar achter viel in het bij
zonder weder op, dat er nimmer sprake was van terughouding in
mededeelingen of in het toonen van inrichtingen en posities; inte
gendeel werden de gasten aangemoedigd hun verlangen kenbaar te
maken en altijd werd daarmede rekening gehouden. Dit was wel
te meer opmerkelijk, omdat toch de „toeschouwers", die telkens
een aanzienlijk tijdverlies voor de met werk overkropte officieren
veroorzaken, zoo dikwijls aan het front verschijnen en ook, omdat
van de aanvankelijk neutralen in den loop van den oorlog reeds
velen tot Duitschland's vijanden zijn gaan behooren. Het scheen dus
eerder te verwachten, dat men zich langzamerhand minder toeschie
telijk zou gaan betoonen.
Mijn algemeene indruk, ook bij dit tweede en derde frontbezoek,
was, dat het moreel in het Duitsche leger nog altijd buitengewoon
hoog staat. Het vertrouwen op een gunstigen einduitslag sprak uit
alle uitlatingen van officieren en minderen en de „Kampffreudig-
keit" (dit woord zij mij veroorloofd, daar het beter dan „strijdlust"
uitdrukt, wat ik bedoel) is nog in het minst niet verminderd.
De discipline, ook de uiterlijke, is zelfs tot in de voorste lijn
nog de oude Pruisische. De militaire groet werd steeds op stramme
wijze gebracht; elke lagere commandant meldde zich onmiddellijk
bij zijn chefs of bij hoogere bezoekers, onder mededeeling van troe-
pendeel, sterkte en bezigheid, ook hier tot in de voorste loopgraven.
In het Duitsche volk heerschte wel algemeen verlangen naar
vrede, maar de ontberingen werden met geduld gedragen en de hoop
op spoedig betere voorziening (Juni en Juli werden de moeilijkste
maanden genoemd) werd algemeen als troostgrond aangevoerd. De
375
I. M. T. 24 1919.