levensmiddelen waren krap, er was in Juli 1917 minder dan in No vember 1916, maar nog altijd voldoende. Aan het front heerschte nog steeds betrekkelijke overvloed. Gedurende mijn verblijf in Koerland gaf ik gevolg aan mijn voor nemen, Kussische krijgsgevangenen te ondervragen naar hunne opi nie omtrent het tegenwoordig en toekomstig lot van hun Vaderland, de vooruitzichten der revolutiepartijen enz. De Russen bleken zeer gesloten en gaven over het algemeen slechts ontwijkende antwoor den. Toen ik verder aandrong en speciaal de vraag stelde, of Ke renski nog hun aller onverdeelde sympathie had, kreeg ik ten ant woord, dat hij die verreweg bij de meesten volkomen verspeeld had, en op een verdere vraag, wat daarvan dan de reden was, dit: omdat hij er nog niet in geslaagd was, den vrede te brengen. Ik heb diezelfde vragen herhaaldelijk aan tal van gevangenen op ver schillende plaatsen en tijdstippen gesteld en kreeg telkens dezelfde antwoorden. Zoo bleek dus reeds toen lang vóór Kerenski's val, het vredesverlangen bij den Rus zoodanig te overheerschen, dat zelfs de uitmuntende verdiensten van den grooten leider daarbij in het niet verzonken interessant waren ook, aan het Westfront, de gesprekken met Fransche krijgsgevangenen. Uit hunne uitlatingen was op te maken, al erkenden zij, dat niet met zooveel woorden, dat zij weinig ver trouwen meer hadden in eigen kracht; telkens toch werd verwezen naar de a. s. hulp van Amerika om den strijd tot een goed einde te brengen. Ook te Ruhleben bij Berlijn, waar ik de Engelsche burger geïnterneerden bezocht, werd Amerika's medewerking als de hoofd factor voor het gehoopte succes genoemd Terloops zij hier nog eens aangeteekend, dat bij alle gesprekken met krijgsgevangenen en geïnterneerden de Duitscne officieren zich opzettelijk verwijderden en er dus volkomen vrijheid van gedachtenwisseling bestond. De Engelschen te Ruhleben, die ik wees op de enorme moeilijkheden, aan het vormen en overbrengen van een goed uitgerust en goed aange voerd leger verbonden, beriepen zich op de moreele kracht, die van Amerika's deelneming uit zou gaan, het gevoel bij de Engelsche en Fransche strijders, dat er nog zóóveel honderdduizenden soldaten en zóóveel tienduizenden vliegtuigenzouden komen 1 (1) Als bijlage is hierbij gevoegd een eenigszins bekorte copie van een artikel, dat ik over Ruhleben in een der Nederl. dagbladen schreef. 376

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 408