gedrukt. Deze mitrailleur wordt gebruikt op een lagen, lichten tweevoet, die de monding ondersteunt. De geweren zijn voor den stellingoorlog bijzonder ingericht door een (afneembaar) groot magazijn, dat 25 patronen bevat (5 houders). De houders liggen in twee verticale rijen naast elkaar. Deze inrich ting voldoet uitstekend, eveneens het z. g. „Zielfernrohr," dat op de geweren van de loopgraafwachten bevestigd is en een juist schot veroorlooft, op kopschijven tot 400 M., op rompschijven tot 800 M. De geschutstellingen, die ik deze keer zag, zoowel van vlakbaan- kanonnen als van houwitsers en mortieren, warm van boven alleen tegen zicht gedekt door takken e. d.ter zijde waren scherf- weren aangebracht. De schuilplaatsen voor de bediening waren diep onder den grond (6 a 8 M. zandsteen). Het systeem van geheel ingegraven opstelling der vuurmonden, zooais ik dat in het eerste gedeelte beschreef, is thans blijkbaar verlaten, vermoedelijk, omdat daardoor bij terugtochten te veel geschut moest worden achtergelaten. Wat de tactiek der veldartillerie betreft, geven de Duitschers toe, dat zij bij het uitbreken van den oorlog bij de Franschen ver ten achter waren. Teekenend in dit opzicht is ook, dat het Argentijn- sche leger alle Duitsche reglementen ongeveer zonder wijziging heeft overgenomen, alleen niet het reglement voor de veldartillerie; daarvoor heeft men het Fransche genomen. Hoewel vermoedelijk reeds bekend, zij hier nog aangeteekend, dat vroeger gangbare opvattingen ook in zooverre gewijzigd zijn, dat het in den bewegingsoorlog meermalen is voorgekomen (o.a. in Roemenië), dat de veldkanonnen met tusschenruimten van tot ICO M. werden opgesteld. Niet alleen de vuurmonden waren door gezichtsdekkingen be schermd op groote schaal werd daarvan ook gebruik gemaakt in bosschen en kreupelhout, waar (z.g. Waldlager) munitie en andere voorraden zonder verdere dekking waren opgesteld en waar ook verblijven voor reserves of doortrekkende troepen tevens onder komen bij vliegerbombardement waren ingericht. Hier moge ook nog vermeld worden de ruime toepassing van maskers langs en dwars over de wegen, voor zoover deze door gebrek aan natuurlijke begroeiing vooral door vliegers waren in te zien. De maskers langs de bermen hadden eene hoogte van ongeveer de helft der wegbreedte en bestonden meestal uit opge hangen takken in verschillende lagen, soms uit houten palissaden, een enkele maal uit vlechtwerk. 379

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 411