De steelhandgranaten voldoen veel beter dan de eierhandgranaten; de laatste zijn echter in bosschen en struikgewas gemakkelijker te werpen. Ook de eierhandgranaten zijn tijdprojectielen, waarvan de sas door het lostrekken van een lus tot ontbranding komt. Van de steelhandgranaten zag ik bij eene oefening nog eene andere toepas sing, n. 1. tot het dóórslaan van draadhindernissen. De geheele oefening moge in het kort hier beschreven worden; zij wordt in de oorlogspractijk in donkere nachten uitgevoerd om in de vijande lijke loopgraven door te dringen. De opdracht wordt verstrekt aan eene patrouille, bestaande uit een commandant en 8 a 10 man. De patrouille kruipt langzaam vooruit („robben" zie blz. 386) en zoekt dekking in een granaattrechter of iets dergelijks, zoo dicht mogelijk bij de vijandelijke hindernis. De twee man op linker- en rechtervleugel zijn met de-beveiliging belast. Daarna kruipen 3 man tot aan de hindernis zelf, waarvan twee met geweren, tot dekking naar links en rechts van den derden, die een plank (zie fig. 2) meeneemt, waarop 3 handgranaten zijn vastgebonden, twee zonder, de achterste met steel (waarin de ont stekingsinrichting), alle handgranaten in eikaars verlengde en met kleine tusschenruimten goed verankerd. De plank wordt door middel van ijzerdraad aan eenige palen van de draadversperring gebonden, waarna wordt teruggekropen naar de rest der patrouille, echter niet vóórdat de aftrekinrighting van de achterste handgranaat aan een daartoe meegesleept ijzerdraad is verbonden In den granaattrechter teruggekeerd, v/ordt de springlading, die voldoende is om de ijzer- uraden door te slaan, tot ontploffing gebracht, waardoor derhalve een bres gevormd wordt, die toegang tot den vijand verleend. On middellijk daarna werpt de patrouille verdere handgranaten, wacht dan eenige oogenblikken, om niet zelf door de scherven getroffen te worden en rent vervolgens met gevelde bajonet door de gemaakte opening, eventueel gevolgd door verder beschikbare troepen. Naast' de handgranaten zijn te vermelden de vliegerbommen. Over maatregelen tot afweer daartegen kan ik geen détails geven. De eerste nacht van ons verblijf aan het westfront werd gekenmerkt door een geweldig sirenengeloei, begeleid door het geknetter van mitrailleurs en losbrandingen van afweergeschut. Het betrof geen aanval op de stad zelf, waar wij overnachtten, doch een overtocht van vijandelijke vliegtuigen naar verder gelegen doelen. Omtrent de opstelling van afweergeschut alleen dit: dikwijls zijn de kanonnen daarvoor opgesteld onder schijnhuisjes, waarbij de monding van het kanon den schoorsteen vormt; de mitrailleuis staan met vier of zes 382

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 414