In het moerassige boschgebied was slechts ééne linie loopgraven
aangelegd; de aanval was daar met zoove l bezwaren verbonden
en zou zonder steun van artillerie moeten worden uitgevoerd, dat
een tweede linie overbodig werd geoordeeld.
Een tweede stelling lag op gemiddeld 2 a 234 K M. achter de
eerste (in vlak, open terrein, ongeveer een Hollandsch land
schap) en het trof mij, dat zij in uitvoering zooveel geleek
op de loopgraven in de Nieuwe Hollandsche waterlinie. Er waren
daar ook meerdere, vrij hooge traversen, welke echter door een
achtergrond van dennenbosch weinig zichtbaar waren.
Rekent de Duitscher op het westfront op eene bezetting van ge
middeld 1 divisie per Wi K M., hier in het noordelijke deel van
het oostfront besloeg een regimentsvak reeds eene uitgebreidheid
van 8y2 K. M.voor een bataljon was 2 a 3 K. M. normaal en eene
compagnie kreeg tot 1250 M frontbreedte. De eenheden staan
hier in hun geheel in de voorste linie; de reserves, tevens aflossin
gen, bestaan uit afzonderlijke eenheden.
Van de paarden wordt in den tegenwoordigen oorlog zonder bezwaar
veel meer gevergd, dan men in vredestijd mogelijk geacht zou
hebben. De dieren worden niet meer zoo verwend en zorgvuldig
behandeld; vele zagen er nu ook slechter en magerder uit dan ik
in November 1916 opmerkte, maar de algemeene indruk was nog
altijd ruim voldoende gunstig.
Het systeem van minder zorg voldoet zeer goed volgens vele
officieren, met wie ik er over sprak. Men meende algemeen, dat
in vredestijd de paarden al te zeer verwend geworden waren. Een
batterijcommandant deed mij een verhaal, dat wei cum grano salis
genoten mag worden, hoe zijn paarden bij een telkens verwacht
verder oprukken gedurende 3 weken niet uit het tuig waren geweest;
zij legden zich in de strengen te slapen en ontstane drukkingen waren
vanzelf onder het tuig verhard en genezenDezelfde batterijcom
mandant deelde mij ook mede, dat men dikwijls de hoefijzers van ge
sneuvelde paarden afgenomen en als reserveijzers medegevoerd had.
Eene practische kleinigheid, die ik bij kanonnen met stelschroef
opmerkte, is deze, dat, om een vuurmond, die met grooter of klei
ner elevatie vuurt, telkens weder in de laadstelling te brengen,
gebruik .gemaakt wordt van een om de monding geslagen touw.
Aangezien alleen de broekzwaarte opgeheven behoeft te worden, is
slechts geringe krachtinspanning van één man, ook bij middelbare
kalibers, voldoende en wordt veel tijd gewonnen, vergeleken bij onze
methode van telkens weer de stelschroef op en af te draaien.
386