kens in het kamp te doen toebereiden. Het vanwege het kamp verstrekte eten wordt ook geheel door Engelsche koks, uit de ge- interneerden afkomstig, toebereid en heeft dus althans het voordeei, dat het naar Engelschen smaak is klaargemaakt. In dit verband zij mij nog even een kleine afdwaling veroorloofd juist dezer dagen las ik het protest van het Russische Roode Kruis over de afschuwelijke behandeling van Russische krijgsgevangenen en het allerkwalijkste, bedorven eten, dat hun wordt voorgezet. Mijne ervaring in dezen is natuurlijk slechts zeer beperkt, maar ik heb in het bezette Koerland herhaaldelijk met Russische krijgsge vangenen gesproken (weer buiten tegenwoordigheid van Duitschers en terwijl zij wisten, dat ik Nederlander was), die geen enkele klacht over slechte behandeling hadden. Hun eten heb ik zien toebereiden door een Duitschen kok, bijgestaan door twee Russen, ook weer om het aan den bijzonderen smaak der gevangenen te laten voldoen. Nu weer naar Ruhleben 1 Bij onze wandeling door het kamp voegde zich ook bij ons de heer Powell, gekozen „chief-captain", de voornaamste schakel tusschen al de geïnterneerden en het kampcommando. Behalve de ze „chief-captain" zijn door de gevangenen een aantal „captains" gekozen, die niet alleen het toezicht over een deel hunner lotge noten hebben en hunne belangen behartigen, maar die ook spe ciaal belast zijn, de eene met het theater, de ander met de mu ziekuitvoeringen, een derde met sportaangelegenheden en zoo al verder. En was het merkwaardig en werkelijk genoegelijk op te merken, met welk een vertrouwelijkheid en prettige opgewektheid de samenwerking tusschen de Duitsche „gevangenbewaarders" en de Engelsche gevangenen plaats had. Het was een genot, om den heer Powell met rechlmatigen trots te hooren vertellen van alles wat zij door samenwerking bereikt hadden en hij werd niet moe, telkens weer op iets nieuws te wijzenop de talrijke tenniscourts, op de voetbal- en cricketvelden, zelfs een golf-link was er aangelegd, op het kampkrantje, dat het voornaamste nieuws brengt op de vrijwillige brandweer, die onlangs nog zulk goed werk had gedaan, toen een groot stuk schutting met enkele loodsen was afgebrand, op de „winkelstraat", waarin allerlei kleine behoeften te krijgen zijn en waar artikelen, door de gevangenen zelf vervaardigd, te koop zijn en op tal van zaken meer. Hij bracht ons ook naar de moestuinen, de broeikassen, waarin ook prachtige meloenen en goed verzorgde planten, naar de bloementuinen, waar men bezig 390

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 422