genomen zal hij heusch wel 3 ct. per dag en per man deugdelijk
kunnen aanwenden.
13, (1). Is weer goed.
Wat te veel is onlvangen door niet te voorziene omstandigheden
(sterktevermindering,gebruik noodration b. v.) wordt meer afgeschreven.
14. luidende:
„De Legercomdt. is bevoegd, om bij gebleken noodzakelijkheid,
wijziging te brengen in de in 1 vastgestelde rantsoenen", geeft
geen aanleiding tot het stellen van eenigerlei aanteekening.
15. Wederom hulde. Er wordt voor „tabak, etc." gezorgd.
Echterwaarom geen tabak voor allen
Bedoelde bevat n.l. het volgende:
„(i) Aan alle mil. beneden den rang van adj. ond. wordt kosteloos
rookgerei of pruimtabak verstrekt, en wel per 10 dagen en per man
0.25 K G. shagtabak en 3 boekjes sig. pap. of 0.3 K.G. pijptabak
of 0 3 K.G. pruimtabak.
Indien noodig, kunnen vorengenoemde ingevoerde tabaksoorten
door tabak of sigaretten van inheemschen oorsprong worden ver
vangen, naar een maatstaf door den Legercomdt. te bepalen."
Eenvoudigheidshalve had men o.i. met shagtabak en sigaretten
papier moeten volstaan en had men de pijp- en pruimtabak naar
de cantine kunnen verwijzen.
Wederom een vraag: Beschikt de Int. over een oor-
logsvoorraad shagtabak, enz.V
16. regelt den duur, waarop aanspraak bestaat op voeding vol
gens het tarief en dat zoowel voor mob. B. V., als voor mob. I. V.
De inhoud der is de volgende:
16, (1). De aanspraken op voeding volgens dit tarief gaan in
a. bij mob. B. V.van en met den dag na dien van ontvangst van het
bevel tot mob. op de standplaats van hetbetrekkelijketroependeel.
b. bij mob. I. V. of bij later vertrek naar het terrein des oorlogs
van en met den dag van vertrek uit het garnizoen.
De aanspraken behalve die van de in 9 genoemde achterge
bleven gezinnen staan evenwel stil gedurende de dagen, waarop
voeding aan boord, dan wel vergoeding daarvoor wordt genoten.
(2). De aanspraken op voeding volgens dit tarief blijven behouden:
a. bij het ophouden van den oorlogstoestand of bij demobilisatie
tot en met den dag van terugkeer in het garnizoen of, indien
reeds in het garnizoen vertoevende, tot en met den dag van
bekendwording van het betrekkelijke besluit ter plaatse.
405