bevond, slechts 3 dagen beraad had. Voor dat beraad mag de zich in arrest bevindende zich thans met door hem gekozen per sonen, ten getale van hoogstens drie, verstaan, indien en voor zoo verre de commandeerende officier hiertoe geen bezwaar heeft (art. 1 en 2). Indien, zooals te hopen is, die commandeerende officier nu niet dan zeer zelden bezwaar heeft tegen dat bezoek van 3 personen, kan dit recht voor de verdediging van den gestrafte van zeer groote waarde zijn. Waar hier van „personen" en niet nadrukkelijk van „militairen" wordt gesproken, kan de gestrafte dus den bijstand inroepen van vertrouwensmannen, rechtskundigen, enz. uit de bur gerij. En niet alleen voor zijn verdediging. Kalm beraad met vrienden en vertrouwden kan ook ongegronde reclames, dikwijls heethoofdig ingediend, voorkomen. Belangrijker is het volgende voorschrift. Wèl kan men uit den aanhef van art. 3 opmaken, dat als regel beklag de uitvoer ng van den straf niet zou schorsen, doch hetzelfde artikel kent den meerdere, die over het ingediende beklag heeft ie beslissen, de bevoegdheid toe, dit wel te doenvoor zoover daartoe termen zijn. Welnu, die termen zijn m.i, telkens aanwezig, zoodra die chef van den strafoplegger aan 't vaststaan van 's reclamants schuld ook maar eenigszins twijfelt, terwijl, zoodra die twijfel overhelt naar een niet-schuldig-bevinding, die bevoegdheid natuurlijk moreele plicht wordt. Bovendien wordt de straf van degradatie van rechtswege geschorst gedurende bovenbedoelden termijn van beklag, tenzij de gedegra deerde nadrukkelijk of schriftelijk van zijn recht van beklag afstand doet aan den commandeerende officier; „doet" hij evenwel „beklag"", dan wordt die degradatie eveneens van rechtswege geschorst tot na de beslissing van den chef van den strafoplegger ter kennis van den gestrafte is gebracht. Voor het prestige van den ten onrechte met degradatie gestraften onderofficier is deze regeling gewenscht, uit een oogpunt van billijkheid is zij vereischt. Wel wordt hierdoor het reclameeren over degradatie uitgelokt, doch dit is bij deze zeer zware en niet dikwijls voorkomende straf niet te veroordeelen. Blijkbaar als tegengif is daarbij de 'oude bepaling, dat de gedegradeerde van rechtswege in arrest blijft, gehandhaafd. Een ingebrachte klacht mag niet worden ingetrokken (art. 5). De artikelen 6 tot en met 8 geven, niet overbodig, thans instructies voor het onderzoek door den chet van den strafoplegger. Deze moet nu den gestrafte hooren. Mij is een thans reeds lang gepensionneerd hoofd- 410

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 442