officier bekend, die zulks als regel niet deed, maar mir nichts, dir nichts „wegens het dermate lichtvaardig indienen eener reclame, dat dezelve alleen aan groote oneerbiedigheid kon worden toegeschreven" een „douw" er bovenop toediende. Herhaaldelijk werden zijn slachtoffers dan ook door den Krijgsraad in het gelijk gesteld. Deze chef van den strafoplegger ging vrijwel prat op zijn handelwijze en helderde mij die eenmaal op door te zeggen, dat hij er „bovenop" strafte, omdat hij reclameeren uit den aard der zaak grof oneer biedig vond! „Voor zoover daartoe termen zijn" waarom toch die slappe uitdrukking - moet hij verder den strafoplegger en de door beide partijen opgegeven getuigen ondervragen, liefst zelf, anders door (andere) tot straffen bevoegde meerderen. Voor het onderzoek mag verder hulp van burgerautoriteiten worden ingeroepen, nl. van de residentierechters, landrechters en hoofden van plaatselijk bestuur der te ondervragen personen. Een volgorde is voor die burgerau toriteiten niet aangegeven (waarschijnlijk wel bedoeld), zoodat ieder van hen competent is. En nu zal voortaan het geharrewar en gepluis over de zwaarte der straf, de strafreden, straf en strafreden, straf en gedeelte der strafreden, alsmede de misverstanden op dit punt, voor goed tot het verleden behooren. De beslissingen dus ook het onderzoek der zaak strekt zich uit over haar vollen omvang, ook al is het beding slechts gericht, hetzij tegen het geheel, of een deel der omschrijving van de straffen, hetzij tegen de opgelegde straf fen zelf. Die beslissing wordt in het strafhoek geschreven op de oude wijze (slechts spreekt het Kon. Besl. thans van „nietigverklaren en „onleesbaar maken" bij bestraffing ten onrechte). Het door den gestrafte ten onrechte geleden nadeel wordt zooveel mogelijk hersteld. Hoe, staat niet aangegeven. Algemeene Orders zuilen deze aangelegenheid nader moeten regelen. De beslissing heeft als van ouds plaats „naar bevind van zaken alias geheel vrije bewijsleer. De door officieren zoo geprezen mo gelijkheid van bestraffing „op overtuiging" blijft dus gehandhaafd, ook voor den chef van den strafoplegger. Thans de procedure voor den Krijgsraad! Binnen twee dagen (bij de oude regeling 3 dagen) kan de klager de beslissing van den krijgsraad inroepen. 411

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 443