dat, hoewel de niet-Eur. militairen grieven hebben, zij niet van zoo diepgaanden aard zijn, dat de goede geest onder hen er ernstig door wordt aangetast, dat, al moge de politieke actie onder hen tot heden ongevaarlijk zijn, de officieren er kennis van hebben te nemen en den volksleiders elke gelegenheid moeten benemen als klachtopnemers op te treden door enge voeling met den troep te houden en alzoo klachten te voorkomen. In verband met de laatste conclusie zij hier een uitspraak van den sociaal-democraat W. H. Vliegen, alzoo van onverdachte zijde, ver meld, voorkomend in de „Groene" van 15 December 1917, No. 2112: „Politiseerende legers hebben nog nooit anders dan onheil gesticht". Teneinde de stroomingen in het eigen leger op de rechte waarde te schatten is het aan te bevelen eens kennis te nemen van wat in andere vrijwilligerslegers omgaat. Er worde dan aangevangen met een citaat uit „Modernes Heidentum" van Schmitz du Moulin, een tot den Islam overgegaan Duitsch ingenieur: „Het schijnt thans bij velen een gewoonte te worden modder op de officieren te werpen. Dat is een duidelijk teeken des tijds, voor wie zien kan en wil. Bij beter voelende menschen zal deze laster (Verunglimpfung) vergeefs werken. Het volk oordeelde tot heden juist, als het voor een officier achting voelde en voor den rijksten koopman, als koopman, niet. Terwijl het bij den eersten veronderstelde (wel niet altijd juist), dat hij onbaatzuchtig, opoffe rend en naar idealen handelt, zag het bij den laatsten (hopelijk ook niet altijd juist) slechts zelfzucht. Hierin moet ook de reden gezocht worden, waarom koloniale soldaten steeds moeten verliederlijken, daar ze toch alle achting voor zich zelf verliezen moeten, omdat ze slechts in zelfzucht en tot zelfzuchtige oogmerken hun huid tot onderdrukking van anderen verkoopen. Zij worden ook door ieder veracht, in veel koloniën zoodanig, dat de minste burger zich beleedigd zou voelen, als een koloniaal zijn huis betreden wilde". Een volgend citaat is van denzelfden schrijver uit zijn boek „Geheimnisse", gepubliceerd in 1908 —„Niets is mij in Duitschland zoo opgevallen als de omwenteling in het oordeel over officieren. De officier is op weg, evenals in Engeland en meer of minder bij alle koloniale mogendheden, zijn geachte positie geheel te verliezen. In Engeland trekt daarom elk officier zoo spoedig mogelijk burgerkleeding aan. Buiten dienst laat geen Engelsch officier zich in uniform zien. 422

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 454