den c.ct. in ontvangst genomen wordt en waarvoor deze bij inspectiën
of als het noodig voorkomt, het noodige aan de manschappen
verstrekt. Naar vernomen werd, doch voor de juistheid wordt niet
ingestaan, bedraagt het minimum-tractement, althans vóór den oorlog
20 centimes daags. De militairen zijn ongehuwd, staan althans als
zoodanig te boek. Er zijn getrouwden onder, die hun gezin buiten
de kazerne hebben, maar daar wordt geen notitie van genomen;
vrouwen hebben geen verblijf in de kazerne, Hoe is nu de geest?*
Geciteerd worde Albéric Cahuet:
„Het zou te verwonderen zijn, als de legionnair, te velde prach
tig, niet lichter dan alle andere militairen gedéprimeerd wordt door
het leven in het garnizoen, waar maar al te vaak de booze instincten
van deze heftige en impulsieve naturen ontwaken. Daaruit vloeit
de noodzakelijkheid voort van eene strenge discipline, die overigens
niet zoo onbarmhartig is als die bij de strafbataljons (critici van
Tjimahi en Ngawi zij de lezing van „Biribi" van Georges Darien
aanbevolen, C. M.) en die passend en geëigend moet zijn voor
elementen van zoo verschillenden oorspong. Er is daartoe een ijzeren
hand in een fluweelen handschoen noodig en de kolonels, die bij
het legioen de beste herinnering nalieten, zijn juist degenen, die op
de juiste wijze twee middelen oogenschijnlijk in strijd met elkaar,,
nml. welwillendheid en strengheid, wisten, te vermengen.
Wat de officieren betreft, zij vormen in het algemeen, door de
zorg, waarmee ze worden uitgezocht, een élitecorps. Het moet dus
nu maar eens uit zijn met de legende der slechte behandeling, die
systematisch op de legionnairs zou worden toegepast en die wer
kelijk onverklaarbaar maakt den ononderbroken toevloed van enga
gementen bij het legioen, in het bijzonder van Duitschers. Jaarlijks
vereenigen zich de oud-legionnairs te Parijs aan kameraadschappe
lijke diners, waar officieren en manschappen fraterniseeren (foto's
in de Illustration bewijzen de waarheid hiervan, C. M.) en die vol
doende bewijzen de cultus voor het legioen bewaard door allen,
die er eervol in dienden, benevens de aanhankelijkheid en achting
van meerderen en minderen voor elkaar".
Hoewel aan deze citaten geen overdreven waarde mag gehecht
worden, wordt vermeend, dat de volgende conclusies niet te bout
genoemd mogen worden
1. De vrijwilliger vindt nergens veel sympathie bij zijnelmedeburgers
2. Bij de best betaalde en verzorgde vrijwilligers in het garnizoen
heerscht de slechtste geest, terwijl de slechtst betaalde en verzorgde,,
maar strijdende, een keurcorps vormen
426