blijft het, dat de officieren zich in hunne behoeften bij oefeningen buiten het garnizoen nog best wat zouden kunnen beperken. Geciteerd worde verder M. (niet schrijver dezes) in I.M. T. 1903 No. 5: i(de geest van gehoorzaamheid is inderdaad achteruitgegaan, ter wij! gebrek aan kennis van reglementen, voorschriften en bepalingen, gemakzucht en betweterij op bedenkelijke wijze hebben veldgewon nen. Altijd heb ik de stemming van het Indisch officierscorps minder goed gevonden; steeds is de betrekking beschouwd als een baantje, dat men zoo spoedig mogelijk zou willen laten varen; den jongen officier werd dit al dadelijk door anderen ingeprent. Nog steeds worden troepenofficieren uit hun werk geroepen in com- missiën voor het materieel, opname van magazijnen, e.a., waarmee ze vooreerst niets te maken hebben en die bovendien meestal maar een wassen neus zijn. Nog steeds geldt het omslachtig beheer van materieel als een der eerste plichten van het leger, op dit punt bestaat geen vertrouwen doch een scherpe, hoogst kostbare, dikwijls nuttelooze controle". Dit citaat heeft zijn lOden verjaardag al gevierd en nog zijn we even ver. Een ander citaat van M. uit de „Locomotief" van 18 Mei, 1908, volge: —„De schuld voor den huidigen toestand in het leger rust voor een groot deel op de Regeering en de naar effect jagende koloniale specialiteiten in onze Volksvertegenwoordiging, die den minister lastig vallen met allerlei vragen, geput uit de onjuiste critiek van minderen over de daden hunner meerderen, waarvan zij de motieven niet kennen en ook niet kunnen beoordeelen. Dergelijke critieken, gretig opgenomen door een deel der Indische dagbladpers en de daaruit voortspruitende eindelooze en vaak nuttelooze briefwisseling en tusschen legerautoriteiten, wekken verbittering en dooden de ambitie, in de de eerste plaats in het officierscorps en in de tweede plaats bij de onderofficieren". De toestand is met den Volksraad eenigzins gewijzigd, daarin hebben de Perserikatan Minahasa en Ambonsch Studiefonds reeds hun vertegenwoordigers en volgens een onlangs verspreide circulaire van de afd. Meester-Cornelis zal ook Onsaller Belang er zijne vertegenwoordiging hebben. Intusschen doet de verdediging van de oorlogsbegrooting de toekomst in den onderwerpelijken zin met vertrouwen tegemoet zien. Volgt nog een laatste citaat van S-ruit het I.M.T. van 19C8, No 12: —„En de geest? Ik wijs slechts op de bonden in het leger, op de wijze, waarop de Soldatenbond optreedt, 432

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 464