gebracht naar halfbewoonde secties en dagverblijven, vol katjoengs en Inl. vrouwen (men ga dat eens zien bij avond). Zoo wordt Jan naar de cantine en de kampong gedreven en wordt het verloop in de hand gewerkt. Ten slotte een en ander over de campagne der laatste jaren tegen het officierscorps. Tot degenen, die op meer dan wel minder open lijke wijze die campagne voerden en er steeds op uit waren den geest der minderen te vergiftigen, behoort een categorie van schrijvers, die zonderling genoeg die campagne steeds konden voeren, slechte militairen waren, nochtans promotie maakten en zich herhaaldelijk reëngageerden. Er zijn er, die als korporaal reeds anti-militaire progaganda maakten, het nu als adjudant-onderofficier nog niet laten en in het leger gehandhaafd blijven. Anderen, die hun makkers tot feitelijkheden aanzetten, die zelf hun diensttijd verdeelen tusschen provoost en hospitaal, die officieel in de sterkte, maar feitelijk in de zwakte van het leger meeloopen, overal"hun makkers opruiend, worden in dienst gehouden. Waarom ze niet op staanden voet ontslagen? Men is er op de vloot ten slotte toe moeten overgaan, toen het feitelijk te laat was. Als de bepalingen er zich tegen ver zetten, dienen ze veranderd te worden. Juist de zekerheid in het leger te blijven, al gedraagt men zich nog zoo slecht, is een kanker. Als fd. controleur had ik een gegageerd fuselier als werkbaas, een man met rood paspoort ontslagen, doch als werkbaas drankvrij en zeer bruikbaar. Was het in 1914 tot mobilisatie gekomen, de man had dadelijk weer het geweer opgevat.„Waarom, K., was je in dienst zoo'n dronken drupje en pas je nu goed op?" „Meneer, in dienst voel je je altijd een kwajongen en je kunt doen, wat je wilt, eruit gooien doen ze je toch nietmaar als ik hier studentenstreken uithaal, sta ik morgen op straat". De heer Penard en de legervereeniging vonden het goed bij ver schillende gelegenheden het officierscorps tot zondebok te maken van de fouten door de burgerij tegen Jan begaan. De luit. Penard liet zich zelfs in het Mil. Tehuis te Weltevreden door een ex-fou- rier, administrateur van O. A. B., die heel tactvol begon den verza melden iuseliers te vertellen, dat de officieren de schuld droegen van de minder goede toestanden in het leger, inleiden. En de officier Penard stond niet op en ging niet heen, maar ving zijn rede aan met variaties op hetzelfde thema. En Jan ging ge sticht naar huis en redeneerde: de officieren zeggen het zelf, we moeten het van hem niet hebben, en hij keerde zich af van collega Penard. 438

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 470