ons leger sterker, beter bewapend wenschen, de gedachte aan de
ons opgelegde oorlogstaak drukt ons, maar ik heb de vaste over
tuiging, dat in ons leger nog iets over is van den geest, die De
Ruyter bezielde vóór zijn laatste tocht en zich uitte in:
ik ben verwonderd, en 't is mij leet, dat de Heeren de vlagh
van den Staat zoo veil hebben en wagen", gevolgd door de beroemde
woorden: „De Heeren hebben mij niet te verzoeken, maar tè ge
bieden, en al wierd mij bevolen 's Lands vlagh op een enkel schip
te voeren, ik zou daarmee t'zee gaan, en daar de Heeren Staten
hunne vlagh betrouwen, zal ik mijn leven wagen".
Meester Cornelis, Februari, 1919.
C. Marcus.
Kapitein der Infanterie,
440