oogenblikken af te geven, terwijl men dan verder graag zal willen, dat zij dat vuur in het bijzonder zal richten tegen de hoofdweerstandspun- ten van het vijandelijke front. Aan deze laatste voorwaarde zal echter veelal niet kunnen worden voldaan, in aanmerking genomen, dat het onderkennen van die punten uiterst moeilijk ls en meestal eerst zal kunnen geschieden, wanneer de aanvallende infanterie ze tot op een afstand is genaderd, waarop de vijand al zijn verdedigingsmid delen, dus ook zijn mitrailleurs, moei demaskeeren, d.i. op een afstand van ten hoogste 300 M. En wat nu betreft de tijdstippen, waarop de artillerie hare werkzaamheid zal moeten doen gevoelen, het ligt voor de hand daarvoor die tijdstippen te kiezen, gedurende welke de aanvallende infanterie zich het meest bloot moet geven en dus het meest kwetsbaar is, di. wanneer zij een sprong doet. In een artikel over het hier behandelde onderwerp, voorkomende in de December-aflevering 1918 van dit tijdschrift, geeft kapiten van der Poll als zijn meening te kennen, dat de artillerie hare gegevens,, bevelen en aanwijzigingen met betrekking tot de te beschieten doelen in het aangevallen front en tot de tijdstippen, gedurende welke het vuur zal moeten worden afgegeven, zal hebben te ontvangen van den commandant van de aanvallende infanterie, die de daartoe vereischte bijzonderheden zal hebben te putten uit. berichten, welke hem uit de vuurlinie moeten worden toegezonden. Naar oordeel van dien erkend kundigen Schrijver, vormen die berichten een noodzakelijke voorwaarde voor eene doeltreffende steunverleening van de zijde van de artillerie. Om dit scherp te doen uitkomen anders is het niet goed te verklaren, waarom hij juist dat geval tot voorbeeld kiest - neemt Schrijver het geval bij den kop, dat noch de commandant der artillerie noch diens organen iets van het gevechtsveld kunnen zien en dat ook geen enkele plaats is te vinden, van waaruit zij dat wèl zouden kunnen: een geval, dat Schrijver zelf tot de uitzonderingen rekent. Hij stelt zich dan voor, dat de onderbevelhebbers in de vuurlinie de door hen plaatselijk ontvangen indrukken zullen verwerken tot be richten, waarin de noodige aanwijzingen voer een meer nauwkeurig schieten van de artillerie op de doelen, welke deze zelf niet zien kan Voorts verwacht Schrijver van die onderbevelhebbers tijdig bericht van een door deelen der tirailleurlinie te ondernemen sprong, opdat de artillerie deze beweging behoorlijk zal kunnen voorbereiden. Opmerkelijk is intusschen, dat kapitein van der Poll op blz~. 933 zegt: 442

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 474