Zeer belangwekkend zijn de „Ervaringen bij het gebruik van geweermitrailleurs op rijwielen", medegedeeld door kap. de Bas. In een korte inleiding vermeldt Schr., dat de geweermitrailleur (madsengeweer)-organisatie, na drie jaren tot de vesting-artillerie te hebben behoord, is overgegaan naar de Infanterie. Vervolgens worden behandeld: het ontstaan der rijwielsectiën, het tactisch ge bruik, ontwerp-organisatie, uitrusting, munitie-aanvulling, opleiding en oefening van het personeel, onderhoud van het materieel én ten v slotte: bezwaren bij het werkdadig gebruik ondervonden. In dit laatste hoofdstuk wordt geen gunstig oordeel over het madsenge- weer uitgesprokenvolgens Schr. is de hoofdgrief tegen het wapen, dat zijn juiste werking op het beslissend oogenblik, noch bij het vuren tegen luchtdoelen, noch bij het schieten op aanvalsgolven, naar behooren is gewaarborgd; in het kort worden ook nog be sproken de middelen om de storingen weg te nemen, die optreden, wanneer met elevatiën boven 60° wordt geschoten. De verschillende hoofdstukken bevatten talrijke gegevens. Ten slotte het Militair Politiek Overzicht, afgesloten 23Juli 1918, dat weder belangrijke bijzonderheden meldt, zoo ook onder „Neder land" over de convooi-kwestie. Mavors No. 8, Augustus 1918. Kap. v. d. Akker vervolgt zijn artikel „Het inrichten van en de strijd in de loopgraven" en behandelt thans meer in het bijzonder de loopgraven in het polderland; voor ons van geen belang. Vervolgens geeft de res-luit. Schotman eenige behartenswaardige opmerkingen over „De opvoedende taak van den C. Ct. in verband met zijn strafbevoegdheid", waarbij ook de toepassing van de mo dernere denkbeelden op het gebied van het strafrecht („vrije straf" en „probation system") wordt bepleit. Kap. Kuyper beëindigt zijn artikel over de verplichtingen van den commandant van een voorpostendetachement. „Een moeilijk onderwerp om in ons land te behandelen met kader en manschappen", zoo vangt luit. v.d. Plassche zijn lezenswaardig opstel aan over „Het vaderland", waarin hij onze volkseigenaardig heden schetst en in het licht van den tegenwoordigen tijd de waarde van het begrip „vaderland" ook voor ons Nederlanders bespreekt. Dat de veterinaire dienst bij het Engelsche leger op practischen voet georganiseerd is, blijkt ook uit het vervolg van het hierover hande lend artikel, waarin de Schr., Kap.-paardenarts Thomassen, thans het een en ander mededeelt over het verleenen van veterinaire hulp bij korpsen, treinen en staven (weinig paardenartsen, veel hulppersoneel met eenvoudige uitrusting), de „Mobile Veterinary 45

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 47