en uitrusting van het Belgische Leger na het uitbreken van den
oorlog moesten ondergaan, om aan de eischen der practijk te voldoen.
Naar aanleiding van een artikel in het „Militar-Wochenblatt" van
25 Dec. 1918 bepleit een zich niet noemende schrijver moderni
seering van de cavalerie met terzijdestelling van alle hinderlijke
tradities en behoudzucht, welke blijkbaar in de vaderlandsche ca
valerie een bedenkelijke rol gespeeld hebben. Over het opheffen
der cavaleriebrigade, „een der eerste slacht-offers onzer demobili
satieperiode", is hij, en m. i. terecht, niet te spreken.
Ten slotte het militair-politiek maandoverzicht, afgesloten op 23
Jan. j. 1. Ik haal hieruit aan het volgende:
„Japan Terwijl de Japansche afgevaardigden te Parijs reeds
„getoond hebben door hun verzet tegen de openbaarheid der vre
desbesprekingen, dat men van een onbaatzuchtige, op zuivere
„rechtsprincipes gegronde, Japansche politiek niet veel moet ver
dachten, werd er over de eischen der Japansche regeering verder
„niets nieuws meer bekend. De regeeringspartij is voorstander van
„een Japansche expansie op het vasteland van Azië, de oppositie
„gevoelt meer voor een uitbreiding in Z. en Z. O. richting over
„de diverse eilandengroepen in de Stille Zuidzee."
Ad. Int.
Artilleristisch Tijdschrift. No. 1 Januari 1919.
Het eerste artikel „Luxemburg-Luik-Namen" van.Maj. v. Dam
v. Isselt, waarin o. a. verwerkt zijn de studie over Luik van Kap.
v. Voorst tot Voorst in de Mil. Spectator en „Lüttich-Namur"
uit de „Kriegsgeschichtliche Einzelschrifte", behandelt de overrom
pelende bezetting van Luxemburg en de verkorte aanvallen op de
beide Maasvestingen, waaruit leeringen worden geput voor de de
fensie van Nederland. Het artikel, dat zal worden vervolgd, geeft
in beknopten vorm een overzicht van de zoo invloedrijke gebeur
tenissen bij het begin van den wereldoorlog.
Kap. Westerveld bespreekt in „Leger en Democratie" het in de
Aligemeine Sc'nweizerische Militarzeitung" van 19 Oct. 1918 versche
nen artikel „Unsere Democratie und unser Wehrdiensi" en knoopt daar
aan eenige beschouwingen vast over de moderniseering van de
weermacht in het moederland; Kap. W. steekt daarbij ook de hand
in eigen boezem en wijst er op, dat ook het officierskorps aan
hoogere eischen zal moeten voldoen, wil het in staat zijn het natuur
lijk overwicht ook in een meer democratisch leger te behouden.
Wij kunnen het artikel in aller belangstelling aanbevelen.
In een tweetal bladzijden bepleit Kap. Oudendijk het behoud
van de compagnie aanspanbaar geschut, bestaande uit een secb^
kanonnen van 10 5 cM L/30 en een sectie houwitsers van 12 cM
L/14.
459