Het was mijn voornemen dit tijdschrift eenige uitgewerkte voor beelden aan te bieden van de verbinding, zooals ik mij die denk. Ik had gehoopt de lezers daarbij te verrassen door de sobere wijze, waarop de verbinding in die voorbeelden tot stand zou worden gebracht. Die verrassing is thans niet meer noodig. De voorbeelden hoop ik intusschen mettertijd te geven. Ik wil de strekking van de beide artikelen niet aantasten; alleen zijn de consequenties m.i. te ver doorgevoerd en meen ik een ver weer te moeten geven. Aan de lezers zij het dan verder overgela ten partij te kiezen. En wellicht zal de studie van den oorlog over eenigen tijd de waarheid aan het licht brengen. Tegen een even- tueele bestrijding uit die richting zal ik niet bestand zijn. Volgens chronologische orde eerst het artikel van den Heer Sieburqh. De titel „Infanterie het hoofdwapen" kan niet anders dan de bedoeling hebben aan te duiden, dat ik de infanterie dat aureool zou hebben ontnomen. Dit is mij niet duidelijk, waar mijn geheele artikel doorsiepeld is van het verlangen, de artillerie zoo veel mogelijk dienstbaar te maken aan de infanterie. Uit hetgeen volgt, begrijp ik echter, dat deze titel slaat op het door mij vermelde feit, dat een aanval zonder behoorlijke artillerie voorbereiding in den modernen oorlog niet meer mogelijk is. Let wel, ik schrijf niet „naar mijn meening". Ik lees namelijk dagelijks stukken, en veelal boeken, tijdschriftartikelen, verslagen, de oorlogs praktijk betreffende, waarin deze onomstootdijke waarheid wordt opgedischt. Zoolang de menschen der praktijk mij het tegendeel niet verkonden, houd ik mij er maar aan. In tegenstelling met den geachten schrijver blijf ik dan ook beweren, dan mijn uitspraak juist „in zijn algemeenheid" waar is. Hiervan moet de infanterie op het oogenblik doordrongen worden, omdat zij van deze waar heid, hoewel die zeker niet ontkennende, veelal nog te weinig de consequenties doorvoelt en daardoor haar maatregelen, om zich den artilleriesteun te verzekeren, onvoldoende voorbereidt. „Waar moet het heen, als de infanterie deze stelling voor haar als onomstootelijk juist moet erkennenroept de schrijver uit. Dat kan ik den schrijver wel zeggen. Dat moet daarheen, dat onze infanterie verscheidene harde lessen zal kunnen ontberen, die zij anders eerst ten koste van veel nutteloos vergoten bloed zou moe ten verwerken. Een prijs, die vreemde legers reeds vóór haar hebben betaald en die wij aan onze troepen dus kunnen sparen. 468

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 500