zulk een langzaam tempo plaats vinden. En waar het wel en wee van het leger, van de kolonie, van die troepenaanvoering kan afhangen, en waar ik mij evenals ieder ander militair daarin ten nauwste betrokken acht, meen ik door een scherpe, mits niet per soonlijke of onbehoorlijke kritiek daartoe te mogen medewerken. Hoe of iemand biljart, laat mij koudhoe of iemand piano speelt, idem, tenzij ik entrée betaald hebmaar het belang van het leger ligt mij nu eenmaal eenigszins na aan het hart. Ik ben van meening, dat alleen scherpe kritiek opvalt; mocht die kritiek onjuist zijn, dan zal ik gaarne daarop betrapt worden. Wat ik echter tot nu toe schreef, heb ik altijd met voorbeelden kunnen staven. En ik koester de hoop daarmede het tempo der verbetering een klein weinig te kunnen versnellen. Het doet mij na het verwijt van den schrijver dan ook bepaald genoegen, dat ik, wat betreft de gewraakte 2e alinea van blz. 939, bijgevallen wordt door den Kolonel Gerth van Wijk. De beantwoording van het artikel van den Kolonel Gerth van Wijk valt mij gemakkelijker dan dat van den Kapitein Sieburgh, omdat, waar laatstgenoemde zich alleen op, wat ik zou willen noe men, ideëele gronden, keert tegen enkele zaken, die de strekking van mijn artikel niet geheel raken, de eerstgenoemde schrijver be paaldelijk het systeem aantast op uitvoerig gemotiveerde enoogen- schijnlijk zeer klemmende gronden. Het is vooral in dit artikel, dat de lezers van dit tijdschrift op niet genoeg te waardeeren wijze gewaarschuwd worden voor het inslaan van een richting, waarvan de consequenties voor den uit slag van een gevecht fnuikend zouden zijn. Het zal den geachten schrijver niet onbekend zijn, dat ik in bijna alle ontwikkelde denkbeelden een medestander ben, zoodat ik meen, dat onze artikelen elkaar in dat opzicht meer naderen dan men op het eerste oog zou denken. Op enkele punten echter verschil ik zoo essentieel van meening, dat daardoor een niet te overbruggen ver schil van inzicht in de uitvoering van de samenwerking tusschen infanterie en artillerie ontstaat. Zooals de schrijver terecht opmerkt, is in het door mij gegeven voorbeeld de samenwerking om zoo te zeggen op de spits gedre ven. Als ooit in een gevecht de samenwerking op deze wijze vol komen mocht gelukken, dan zou men het geval ongetwijfeld optee- 473

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 505