pen, dat den steun noodig heeft van eene beweegbare artillerie,
welke haar overal volgen kan; het voertuiggewicht kan echter nog
wel wat zwaarder zijn dan het tegenwoordige, hetgeen aan de
uitwerking ten goede zal komen men heeft nl. vóór den oorlog
te veel waarde gehecht aan groote beweegbaarheid (l'histoire se
répète, kunnen wij hierbij denken!). Galop niet noodig, zeer over
vloedige munitie-uitrusting; zware artillerie - houwitsers en vèrdra-
gend geschut eveneens in te deelen, maar niet in te ruime mate.
Op 1 divisie evenveel artillerie als vroeger, nl. op 1000 geweren
ongeveer 6 kanonnen, waarvan 2/3 lichte en 1/3 zware. In de
marschcolonne de artillerie niet meer ver naar voren.
Verder maakt Schr. melding van den pennestrijd tusschen de
Fransche generaals Percin en Fonville, waarvan de eerste een voor
stander van den bewegings-, de laatste van den stellingoorlog is;
gelijk reeds op ander gebied aan het licht kwam, blijken ook hier
in de opvattingen van Rohne en Percin parallel te loopen.
Voorts gaat schr. nog in op de denkbeelden van den Zwitser-
schen Kolonel Egli, die de arti'lerie in staat wenscht te zien zoowel
bij den aanval als bij de verdediging een zoodanig werkzaam sper
vuur vóór het eigen front te kunnen te leggen, dat in hoofdzaak
daardoor 's vijands kracht zal worden gebrokenEgli komt dan tot
1 batterij op ICO M. frontlengte. Rohne toont de overdrijving daar
van aanhij acht per divisie van 12 bataljons een indeeling van
12 lichte batterijen, derhalve op 1000 geweren 4 kanonnen, zeer
ruim. indien de divisie daarbij nog beschikt over dat halve aantal
aan zware kanonnen. Een bovenmatige indeeling van artillerie maakt
in den bewegingsoorlog niet alleen het ontwikkelen van die massa
moeilijk, maar ook het ten aanval voorwaarts gaan van de in
fanterie, door de dichtopeenliggende batterijstellingen heen, wordt
ten zeerste bemoeilijkt.
Ook staat Rohne stil bij den wensch van Overste Logger in het
Artilleristisch Tijdschrift naar een indeeling van 12 stukken geschut
op 1000 man infanterie, en vindt er aanleiding in erop te wijzen,
dat zoowel Egli als Logger tot staten behooren, die een oorlog
slechts verdedigenderwijze zullen kunnen voeren en derhalve hunne
legers meer voor die wijze van oorlogvoering organiseerendaarna
volgt weer een loflied op de offensieve oorlogvoering, terwijl Schr.
ten slotte nog eens hamert op het aambeeld van de nauwere aan
sluiting tusschen veldartillerie en zware artillerie van het veldleger.
Van de overige artikelen vermelden we nog: de beschrijving met
duidelijke doorsneden van eenige Engelsche schok- en tijdschok-
buizen; Fransche persstemmen over de beschieting van Parijs op
120 K. M. afstand; een korte beschrijving van het aandeel der
artillerie voor Luik en Namen.
J-
48