keurig worden aangegeven; ook al weer om munitieverspilling te voorkomen. Het gehoor zal, om aan die uiterst strenge eischen te voldoen, een zeer onvoldoende raadsman zijn. De stellingen der artillerie I'ggen veelal ver achterwaarts, zelfs zijwaarts, van de te steunen gevechts groep. Meermalen zal niet met absolute zekerheid zijn uit te maken, in welke richting zich de betrokken infanterie op een zeker oogen- blik bevindt, noch welke andere aanvallen ongeveer in dezelfde richting plaats hebben. Ook is het veelal zeer moeilijk uit te maken, uit welke richting een zeker geluid gehoord wordt. Maar zelfs al zou men den gang van het vuurgevecht op het ge luid kunnen volgen, dan zou dit voor de hooge eischen, die de vuurleiding stelt, een zeer slechte raadsman zijn. Om te beginnen is de beoordeeling, of een vuur „hevig" is, en zeker, of het mei reden hevig is, vanuit een verwijderde opstelling al zeer moeilijk. Verder stelt de schrijver de samenwerking wel wat zeer eenvoudig voor. Indien deze werkelijk alleen daarin bestond, dat de artillerie maar had te schieten op een goed zichtbaar en scherp gedefinieerd doel, dat zou nog veel eenvoudiger zijn en dan zou wel veel mu nitie nutteloos verspild worden, maar misschien ook wel nu en dan op het juiste oogenblik worden gevuurd. Zoo eenvoudig is de zaak intusschen niet. Het is lang niet zeker, of het eerst aangewezen doel ook wel het eerste werkelijke doel is. Hoe vaak toch ge beurt het niet, dat öf de infanterie stuit op geheel onverwachten tegenstand, öf reeds van te voren niet met eenige juistheid heeft kunnen aangeven, waar de weerstand precies zou worden onder vonden. Wat komt in zoo'n geval terecht van verbinding op het gehoor? Dan moet een juiste en snelle bericht-overbrenging ver zekerd zijn. Zelfs al heeft men het doel vrij goed kunnen aanwijzen, en al kan de artillerie dit zeer goed zien, dan komt het nog herhaaldelijk voor, dat eenige wijziging van de ligging van dit vuur urgent is. Waar de artillerie een intens vuur slechts kan afgeven over be perkte fronten en het nimmer van te voren is uit te maken, waar de sterkste tegenstand zal worden ondervonden, noch waar de aan valler zijn sterkste vuurkracht ten slotte zal willen aanwenden, zal verlegging, en snelle verlegging van het vuur dikwijls noodig zijn. Het gehoor leert ons in dit opzicht niets. Ik heb nooit een veldslag bijgewoond, maar ik stel mij zoo voor, dat, wanneer een groote slag eenmaal aan den gang is, men aan alle zijden zoowel van de eigen als van de tegenpartij een helsch 478

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 510