Het ontijdig, te vroeg staken van het vuur, dat den storm voorafgaat,
is al even fnuikend als een te Iaat staken. Schrijver wijst er op,
dat men zich in den oorlog toch blijkbaar heeft weten te helpen.
Zeker, doch hoort hierbij niet tevens te worden vermeld, hoe slecht
men zich meestal heeft weten te helpen, en heeft men niet steeds
naar middelen omgezien, om aan de gebrekkige verbinding juist op
dit beslissende moment tegemoet te komen
Hier kan ik weer dezelfde opmerking maken als vroeger: als er
een middel is, dat kan slagen, moeten wij dat dan niet aangrijpen,
en moeten wij dat nu weg laten uit angst, dat men bij falen van
dat middel zich niet zal weten te redden? Dat kan toch nimmer
de juiste tactiek zijn Het ligt toch niet alleen op onzen weg den
troep te leeren wat te doen, als het middel faalt? Schaffen wij de
telefoon af, omdat die juist op de gewichtigste momenten als regel
faalt O neen, talrijk zijn de stukken, die mij onder de oogen komen,
waarin ik kan lezen, dat de oorlogservaring heeft uitgewezen, dat
de telefoon moet worden gebruikt, hoe dikwijls dat middel ook
moge falen. Bij het behandelen van de technische verbindingen is
dan niet altijd aangegeven, welke tactiek een troepencommandant
volgen moet, die van zijn telefoon verstoken raakt.
Dat neemt echter niet weg, dat wel degelijk verwacht wordt,
dat er in zoo'n geval toch zal worden gehandeld.
Het was eenigszins tot mijn verbazing, dat ik in het artikel
las, dat hetgeen ik omtrent het stormsein verkondigde, mijn
eigen meening zou zijn. Dit moet ik ten eenmale van mij afwer
pen. Wat de techniek van de samenwerking betreft, heb ik,
voor zoover mij bekend, geen enkeie maal op hoofdzaken mijn
eigen meening verkondigd, doch slechts uitgewerkt, wat in onze
voorschriften sinds jaren is opgenomen en door tal van gezag
hebbende schrijvers ook op grond van oorlogservaring is aanbe
volen. Ik stel er bijzonder prijs op dit te belichten, omdat het mij
bij de geringe praktijk, waarop ik bogen kan, niet gegeven schijnt
iets toe te voegen aan hetgeen uit zoovele gezaghebbende pennen
is gevloeid.
Waar ik dan ook in mijn artikel gesproken heb van „een meening,
die zich bij mij had gevestigd", heb ik wellicht een groote onvoor
zichtigheid begaan, door het te doen voorkomen, alsof die meening
een vinding was. Ik verklaar echter uitdrukkelijk, dat deze uitdruk
king de bedoeling heeft, dat ik meende te begrijpen, hoe men de
beginselen van de samenwerking in détails had opgelost, iets, dat
nog niet voldoende beschreven was. Dat ik in dezen veel goed
480