begrepen had, werd mij later bevestigd. Een aandachtige lezing
van biz. 944 en 945 zal dit beweren bevestingen.
Op blz. 950 en 951 heb ik aangehaald, wat onze voorschriften
aangaande de verbinding zeggen. Met name omtrent hetstormsein
laat dit niet den minsten twijfel. En ik vraag mij wel af, waarom
deze methoden eerst thans bestrijding mocht vinden.
Ik kan niet nalaten te vermelden, dat ik door verschillende schrij
vers Wel eens heb hooren verkondigen, dat de samenwerking
tusschen infanterie en artillerie niet in zulk een innig verband zou
behoeven plaats te hebben ais anderen eischten. Maar ik kan mij
niet herinneren, dat de schrijvers, die pleiten voor de z.n. „liaison
a vue", ooit gepleit hebben voor een samenwerking op het gehoor.
Enkele punten uit het betoog van den schrijver wil ik nog afzon
derlijk behandelen
Ik krijg sterk den indruk, dat men er, wat de berichtoverbrenging
uit de voorste linie betreft, niet meer zoo wanhopig voor staat als
vroeger; eensdeels, omdat men door de langjarige oorlogspractijk
meer en meer de beteekenis heeft leeren inzien van het moeten,
anderdeels, omdat men de (op zichzelf dikwijls eenvoudig lijkende)
methoden en technische hulpmiddelen heeft weten te vervolmaken.
Typeerend zijn uit het begin van den oorlog de berichten van
troepen, die er dagenlang niet in slagen berichten naar ach
teren te zenden. Die berichten zijn echter, naar het voorkomt,
schaarscher geworden, en uit de desbetreffende officieele stukken
valt maar één conclusie te trekkende berichtoverbrenging moet
in den stellingoorlog zoodanig geregeld zijn, dat er altijd nog een
middel slaagt. In den bewegingsoorlog moet men dit zooveel mo
gelijk nabij komen. Zijn in den stellingoorlog door de meerdere zorg,
die aan de voorbereiding kan worden besteed, de kansen, dat een
bericht overkomt, dikwijls grooter, aan den anderen kant heeft de
vijand veel meer middelen in de hand dan in den bewegingsoorlog
om alle berichtoverbrenging af te snijden.
Eigenaardig is het te lezen, dat de commandanten in de voorste
linie dikwijls hun berichten hebben achtergehouden uit vrees, te
veel plaatselijke en persoonlijke indrukken te geven. Natuurlijk wórdt
hiertegen gewaarschuwd, want het is de taak van den bevelhebber
uit de berichten juiste conclusies te trekken, daarbij in het oog hou
dende, dat de indrukken van personen uit de voorste linie niet an
ders dan plaatselijk en persoonlijk kunnen zijn. In den stellingoorlog
vormt die berichtendienst dan ook een uitgebreide en uitstekende
481