hoogst onoeconomische van het bedrijf, het gaat hier om
een jaarlijkschen omzet van millioenenworden door hem ge
noemd:
1. De leiding over de inrichtingen is in handen van het „Wapen"
der Artillerie, het kanonnenvolk, en dat is ondeskundig.
2. De inrichtingen hebben geen commercieelen opzet.
3. De dienst bij de werkplaatsen is in handen van dilettanten, in
plaats van specialiteiten.
4. De dienst bij de werkplaatsen opent geen voldoende vooruit
zichten aan het leidende personeel.
Elk van deze oorzaken wordt daarna door hem aan een nadere
bespreking onderworpen.
Wij kunnen ons met die besprekingen voor het overgroote deel
ten volle vereenigen. Toch kunnen wij niet nalaten nog enkele
punten aan te roeren, zij het dan ook van minder algemeen, dan
toch geenszins ondergeschikt belang, die dienen kunnen en be
schouwd moeten worden als een aanvulling van het bedoelde arti
kel, dat zeer zeker in de belangstelling van de lezers van het In
disch Militair Tijdschrift kan worden aanbevolen.
De wenschelijkheid om de artillerie-inrichtingen aan het wapen
der Artillerie te onttrekken werd reeds meermalen, ook hier in
Indië en in dit tijdschrift, bepleit. De fout is reeds in oorsprong in
den naam te vinden. „Artillerie" inrichtingen is een ongetwijfeld
onjuiste term, die een valsch beeld geeft van de werkzaamheden
bij de bedoelde inrichtingen. Immers, zelfs al zou moeten worden
toegegeven, dat het grootste deel van het werk ten bate komt van
het Wapen der Artillerie, een zeker niet minder belangrijk deel als
de wapening en uitrusting van de geheele infanterie en cavalerie
en verschillende werkzaamheden voor de genie komen ten bate
van de andere wapens De A. C- W., de P. W. en niet in het minst
zeker de G S., zijn dan ook in wezen niet artillerie- maar „leger-
inrichtingen"; zij voorzien in de behoefte van het geheele leger,
en als zoodanig zou het dan ook logisch zijn, dat alle dergelijke
ateliers, die thans in Ned.-Indië bestaan, gezamenlijk onder de
legerinrichtingen onder eenhoo.dige leiding zouden worden opge
nomen.
En al kan niet worden erkend, dat artillerie officieren, indien ze
een bijzondere, opleiding daarvoor hebben genoten, indien ze ge
schikt en bovenal genegen zijn in de aan die inrichtingen verbonden
betrekkingen over te gaan, en indien ze dan ook voor goed aan
die inrichtingen verbonden kunnen blijven, niet voor de leiding in
5C9