Maar toch wordt ook hier de eisch gehoord, dat wij met den tijdgeest mee moeten gaan. Het is dus blijkbaar niet voldoende. De critiek op o: ze handelingen zal in de toekomst niet alleen van militaire zijde komen. Door de invoering van den dienstplicht is het Europeesche deel der bevolking het leger veel nader gekomen. Het heeft nu rechtstreeksch belang bij de interne zaken van dat leger en zal er meer en meer over gaan meespreken. Niet het minst de qualiteit en de handelingen van hen, aan wie zij in goed vertrouwen haar zonen ter opleiding moeten geven. Omg keerd moeten de officieren dus meer en beter dan vroeger op de hoogte zijn van de denkbeelden en stroomingen, die er thans in de burgermaatschappij leven. Als uitingen van die wisselwerking tusschen leger en burgermaat schappij hebben wij thans reeds de Legervereeniging en tal van maatregelen ter verbetering van de positie van de mindere militairen. In de schoot van het officierskorps is duidelijk levendig het besef, dat wij moeten doen, wat we kunnen, om verwijten, als zouden wij niet op de hoogte van onzen tijd zijn, door feiten en daden te ontzenuwen. Daarvan getuigt o.a. de door het Hoofdbestuur van deN. I. O. V. aan de orde gestelde vraag: „Moeten wij anders worden?" Voorzoover deze vraag reeds ter sprake kwam, bleek wel, dat toegegeven wordt, dat alles nog niet is, zooals het behoort te zijn en dat wij nog wel het een en ander aan ons zelf te verbeteren hebben. Maar en dat is heel menschelijk telkens duikt ook de neiging op om de redenen van het niet zijn, zooals het moet, buiten het eigen-ik te zoeken. En dan krijgt meestal de opleiding de schuld. Die is te ouderwetsch, te „Pruisisch,", te theoretisch, te weinig op de practijk des levens ingericht, zoo heet het dan. Het is vooral de oude Alma Maler te Breda, die het dan hard te verantwoorden heeft. Zijn al die verwijten verdiend? Vijf jaren werkzaam te zijn geweest aan deze inrichting van onderwijs, geeft ons wel eenig recht daarover mee te spreken. Laat ons beginnen met te erkennen, dat de K. M. A. lange, lange jaren het Indische leger voorzien heeft van tal van goede officieren en daaronder velen, waarop het leger met trots kan wijzen. Neen, de Academie was zoo siecht niet, al hebben vele geslachten van cadetten gemopperd over weinig vrijheid en dergelijke voor jonge menschen ook werkelijk niet prettige dingen. 514

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 550