En hiermede komen wij aan het laatste gedeelte van ons betoog.
Plichtsbesef en beschaving. Het is het daarmede gesteld bij de
aanstaande officieren? Deze beide factoren willen wij thans aan eene
beschouwing onderwerpen.
Wij zeiden reeds, dat de geest onder de cadetten over het algemeen
slecht was. Wanneer wij leeraren dan ook eens vergelijkingen trof
fen tusschen het cadettenkorps van nu en dat van vroeger, dan viel dat
experiment altijd ten nadeele van het huidige korps uit. Wij consta
teerden dan, dat er iets ontbrak, wat er vroeger wel was geweest,
n.l. de trots op het cadet-zijn en ook het fanatisme, dat b.v de
zwaarste velddiensten voor ons toch altijd prettig maakte. In stede
daarvan hoorde men vaak allerlei akelig gekanker, dat den slapsten
fuselier jaloersch zou hebben gemaakt, en konden wij telkens on-
vervalschte lijntrekkerij bij de velddiensten opmerken.
Verantwoordelijkheidsgevoel was slechts schaarsch aanwezigen
waar getracht werd dit aan te kweeken, oogstte de leeraar, die dit, met
opoffering van veel vrijen tijd, probeerde, slechts teleurstellingen.
Vraagt men zich af, waaraan deze verschijnselen te wijten zijn, dan
moet men o.i. in de eerste plaats rekening houden met den beroemden
„tijdgeest". De kinderen worden tegenwoordig op school en in huis
meer opgevoed in het besef van „rechten" dan in het gevoel voor
„plichten". Heette het vroeger „eerst groote menschen en dan hang-
ooren", tegenwoordig gaan de kinderen voor. Het is immers „de
eeuw van het Kind" en „niets is voor onze kleinen goed genoeg".
Is het wonder, dat een dergelijke iconiseering slecht op de jeug
dige gemoederen werkt?
Een tweede factor is de weinige eerbied, dien vele opvoeders
der jeugd, in hun onrijp democratisch denken, tegenwoordig voor.
andere menschen en voor het gezag aan den dag leggen. Zoo iets.
slaat al heel gemakkelijk op kinderen over.
Ten derde noemen wij de wijze, waarop tegenwoordig onze geschie
denis vaak wordt onderwezen. Dingen en begrippen, waarvoor wij
vroeger op school eerbied en liefde leerden koesteren, worden thans
dikwijls niet, slechts vluchtig of zóó critisch behandeld, dat het onstaan
van bewondering en lust tot navolging uitgesloten is. Het vaderland
is thans een dwaalbegrip geworden, dat afgedaan heeft; alle menschen
zijn immers broeders! Van Speyk, een held in onze dagen, is nu een
onverantwoordelijke heethoofd, die voor een hersenschim tal van
menschen in den dood sleepte. Piet Hein is niet meer onze dappere
vlootvoogd van voorheen, doch een soort van handigen zeeroover,.
die alleen maar toegejuicht werd, omdat hij zooveel geld thuisbracht
518