ten, dadelijk te beginnen met het grondig bestudeeren van het voor terrein. Dit geschiedt onder leiding van den P., die met H.P. en W.(ers) het terrein bespreekt, doet vergelijken met de kaart en ver schillende, gemakkelijk te onthouden punten opgeeft, die moeten dienen als uitgangspunten voor later aan te wijzen doelen. Is vol doende tijd beschikbaar, dan moet de bezetting in de gelegenheid worden gesteld om het terrein in te gaan, ten einde die terrein gedeelten, welke bij het bespreken vanaf de post moeilijkheden op leverden, persoonlijk te gaan bekijken en verder het terrein in al- gemeenen zin te beschouwen, hetgeen later kan opleveren bij het bepalen, welke waarneming op een bepaald doel mogelijk is. Aan de voorbereiding kan niet genoeg waarde worden gehecht, want hierdoor verkrijgt men, dat, als later doelen zich vertoonen, er niet lang gezocht behoeft te worden naar de plaats ervan. De geheele bezetting van de post moet bij wijze van spreken de plaats van elk struikje in het voorterrein op de kaart oogen- blikkelijk kunnen aanwijzen. Dit is een van de factoren van een vlugge werkwijze. Vertoont zich een doel, dan wordt dit door dengene, die het ziet, op eenvoudige wijze aan de anderen aangeduid; de P. bekijkt het door zijn Goerzkijker en de H.P. en W.(ers) richten er hun instrument op, waarna zij luid hun richtvlakstand aflezen, zoodat de P. dadelijk kan controleeren, of allen hetzelfde doel te pakken hebben. Voorts wordt het doel „aangepeild" zooals in het V.A V.A. wordt aangegeven. De P. geeft aan de W.(ers) op, welke waarneming op het doel mogelijk is, en die dan door hem op het peiibericht wordt opgegeven. Zijn de W.(ers) het (bij uitzondering) hier niet mee eens, dan kan een nadere uitlegging van den P. volgen, en door den P. en W.(ers) over het betrekkelijke onderwerp van gedachten worden gewisseld. De P. maakt dus uit, welke waarneming op een doel mogelijk is. De W.(ers) maken een eenvoudigen staat van korte gegevens be treffende de door de post aangepeilde doelen, om z n. later een doel vlug terug te kunnen vinden. Doen zich meerdere doelen gelijktijdig voor, dan wordt voor elk doel op gelijke wijze gehandeld, alleen moeten H. P. en W.(ers) zorgen, zoodra hun werk op één doel is afgeloopen, dadelijk naar een volgend over te gaan, zoodat zij als de P. klaar is, van een volgend doel reeds de noodige gegevens hebben. Met een eenmaal aangepeild doel bemoeit de P. zich niet meer. Hij gaat door met het aanpeilen van andere doelen en zijn er op een gegeven moment geen nieuwe doelen, dan blijft hij zijn voor- 522

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 558