brandmerkt staat in de oogen van zijne omgeving als de gelijke van chronische dronkaards, goedverkoopers, en dergelijke lieden, die in hoofdzaak de z g. 2de klasse van militaire discipline vormen. Voor hem, den hoogst oppassenden en plichtgetrouwen man, is eene dergelijke behandeling meer dan verkeerd, daar ze er op bere kend is, zoo iemand voorgoed te bederven. Hij heeft appèl aange- teekend tegen deze wraakzuchtige straf, met het gevolg dat hij tot de uitspraak in arrest moet. Gedurende deze tijden is dat niet zoo erg, doch bij de langzaam werkende militaire rechtspraak is wel te vreezen, dat dit voorloopig arrest nog niet eens opgeheven is, wanneer zijn tiid in de 2de klasse er reeds op zit. Tegen een dergelijke lichamelijke, doch vooral moreele mishan deling dient ten sterkste geprotesteerd te worden. Over het dwaze verbod aan de soldaten om vergaderingen bij te wonen, waarbij de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat daarin enkele revolutionnaire zinnen zullen worden uitgesproken, heb ik reeds bij de algemeene beschouwingen gesproken. Zorgvuldig tracht men er voor te waken, dat de soldaten door drongen zullen worden van socialistische denkbeelden, alsof een dergelijk optreden niet juist het omgekeerde resultaat zal hebben. Een dezer dagen heeft zich nog het volgende ergelijke staaltje, betrekking hebbende op het bijwonen van socialistische vergade ringen door militairen, voorgedaan. Een paar dagen geleden werd de heer Bergsma, thans commies bij het Departement van Oorlog te Bandoeng, met veertien dagen provoost gestraft, omdat hij ongeveer 3 maanden geleden een ver gadering van socialisten bijwoonde. Genoemde heer is gedurende 15 jaren als onderofficier in dienst geweest en is sinds eenige maanden voor „memorie". Toen hij de vergadering bijwoonde was hij in burger en voor „memorie". Verder is mij medegedeeld, dat, terwijl Bergsma op zijn werk was, er bij hem huiszoeking is gehouden Was dit nu recht of onrecht? Waarom bemoeilijkt men de soldaten in hun pogingen om zich te organiseeren op de wijze, zooals de matrozen dit hebben gedaan? Den omgang met de matrozen schijnt men tegen te werken, tenminste ik ontving een dezer dagen een brief, waarin mij werd medegedeeld, dat den soldaten de toegang tot het Marinegebouw ontzegd is onder voorwendsel, dat daar vergaderd was en over revolutionaire zaken was gesproken. Ik citeer uit dien brief het volgende: „Nu loopen ze weer als paria's door Soerabajaasch straten, daar „hun het eenigste goede tehuis is ontnomen. Het bezoek door „hen werd steeds grooter. „Is het wonder, dat die kerels wild worden?" En als daar straks door dit onoordeelkundig optreden van de hoogste militaire autoriteiten excessen worden begaan, soldatenra- den worden gevormd dan worden zij, die zich daaraan schuldig hebben gemaakt slachtoffers van het militairisme naar Ngawi gezonden, terwijl de werkelijke schuldigen, de militaire auto teiten vrij uit gaan. 53

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 55