militairen halt moesten houden, voldeden zij daaraan. Niettemin zijn zij voor het rapport geroepen. Ik zou gaarne de vraag willen stellen, aan welk strafbaar feit be doelde militairen zich hebben schuldig gemaakt, dat zij gestraft zijn. Een tweede kleinigheid is dit: De adjudanten-onderofficier zouden, voor zoo ver mij bekend, gaarne een regeling in het leven geroepen zien, dat zij in burger- kleeding mogen loopen, evenals de onderluitenants, omdat zij gaarne, vooral degenen, die een groot gezin hebben, wat bijverdiensten zouden willen hebben, in het verkrijgen waarvan zij belemmerd vwrrden door den „rok des Konings". Nu heerscht ook in deze rangen ontevredenheid, omdat zij mee- nen achtergesteld te zijn ten opzichte van de sergeants bij de Marine en ten opzichte van de collega's in Holland. Men lichtte mij in, dat een voorstel tot tegemoetkoming aan dezen wensch der adjudanten-onderofficier niet voor inwilliging vatbaar werd verklaard, omdat een der afdeelingen van het De partement van Oorlog zich daartegen had verklaard. Gaarne zou ik willen vernemen, of overwegende bezwaren be staan tegen de inwilliging van een verzoek, als door mij bedoeld, en zoo ja welke bezwaren dat dan zijn. Als derde en laatste kleinigheid zou ik willen vragen, wat de Regeering toch denkt te bereiken met het verbod aan de militairen om openbare vergaderingen te bezoeken. Dergelijke vergaderingen worden - en als voorbeeld hiervan wil ik noemen de vergadering, die door mijn vereeniging op 5 Novem ber ji. hier te Batavia gehouden is omsingeld door een militair cordon, hetgeen op den buitenstaander een eigenaardigen indruk maakt, om niet te zeggen belachelijken indruk. Welken indruk de militair krijgt "van een dergelijk optreden van militaire zijde, is mij uit den aard der zaak niet bekend. Ik ver moed echter, dat de nieuwsgierigheid opgewekt wordt bij dengene, voor wien het verbod geldt Ook Adam en Eva zij n ten slotte bezweken tengevolge van een verbod. Mijnheer de Voorzitter! Ik heb deze vragen gedaan, met de bedoeling natuurlijk daarop een antwoord te ontvangen. Deze opmerking maak ik, omdat ik ervaren heb, dat sommige vragen onbeantwoord zijn gebleven, dan wel ontweken zijn. Zoo heb ik tot dusverre nog niet gehoord, wat revolutionnair is Ik wil het niet hebben over de beteekenis van dit woord, in de voorjaars- zitting van den Volksraad door de Regeering gebruikt. Ik stel mij tevreden met een antwoord op de door mij thans gedane vragen. De heer Tjokroaminoto: Mijnheer de VoorzitterNa het betoog van de heeren Cramer en Teeuwen heb ik slechts het vol gende daaraan toe (e voegen. In de Memorie van Antwoord worden de leden van den Volksraad uitgenoodigd de toestanden in de militaire gevangenis te Tjimahi persoonlijk in oogenschouw te gaan nemen dit klinkt zeer geruststel lend, althans voor den buitenstaanderhij echter, zoo vertellen mij 67

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 69