hebben over den geest van het leger, zij het dan ook op andere wijze, dan de drie voorafgaande geachte sprekers dit belangrijke onderwerp hebben behandeld. Ik begin met te consiateeren, dat in het afdeelingsverslag betoogd is, dat de geest in het leger niet goed is en dat daartegenover staat, dat in de Memorie van Ant woord van de Regeering verklaard is, dat van een algemeen onte vreden geest in het leger geen sprake is. Er is dus tegenstrijdigheid, maar het hangt er maar van af, op welk standpunt men zich stelt bij de beoordeeling van deze zaak. Wanneer ik me aansluit bij degenen, die den geest van het leger op het oogenblik niet goed noemen, dan bedoel ik daarmee te zeggen, dat de Europeesche ongegradueerden in het leger geen werkkring vinden, die hen vol komen bevredigt. Men moet niet vergeten, dat ons leger is een vredesleger en dat in dat vredesleger geen plaats is voor een vrij willig dienend militair, wanneer hij tenminste geen vooruitzicht heeft om hooger op te komen. Hij neemt dienst voor 6 jaar en heeft het voorrecht, die zes jaren door te brengen met dienst te doen „volgens tableau", zij het dan ook met geleidelijke opklim ming van het meer gemakkelijke tot het meer moeilijke, - dat hij jaar in jaar uit hetzelfde moet doen, zoodat het bestaan in hooge mate vervelend en eentonig is en dan vind ik het heel begrijpelijk, dat de man tenslotte onder den invloed van die verveling en een= tonigheid ongedurig en tureluursch wordt, hetgeen bij vele elementen uitloopt op drankzucht, kroeg loopen, goed verkoopen en allerlei andere uitspattingen. Bij de krachtigste elementen openbaart het zich in een geest van verzet, die tot onhandelbaarheid en buiten sporigheden kan leiden. Dit is heel natuurlijk. Nu laat ik hier buiten beschouwing den invloed van revolutionnaire elementen, omdat het drijven van die revolutionnaire elementen niet is de oorzaak van het proces van verwording, maar dat proces alleen verhaast en zeer belangrijk verhaastdit laatste zij er uitdrukkelijk bij gezegd. In de Memorie van Antwoord staat, dat het aantal militairen, dat zich aan de ongeregeldheden op 1 en 2 September te Batavia heeft schuldig gemaakt, niet meer dan een honderdtal bedraagt, en daarop wordt de verzekering gegeven, dat van een algemeen ontevreden geest in het leger geen sprake is. Deze verzekering vat ik zoo op, dat ze beteekent, dat gelukkig zeg ik erbij de meerderheid onzer Europeesche militairen nog altijd plichtsbesef en zelfbeheer- sching genoeg heeft, om zich niet aan te sluiten bij demonstraties, als hier hebben plaats gehad; naar mijn meening beteekent het niet, dat die menschen volkomen tevreden zijn met hun lot. Nu blijkt uit de Memorie van Antwoord, dat ook de Regeering van oordeel is, dat afwisseling in het eentonige garnizoensleven absoluut noodzakelijk is. Wij lezen, dat het aanbeveling verdient hun hulp te gebruiken bij rampen en ongevallen, dat overwogen wordt, om Europeesche militairen ook buiten Java te plaatsen. Deze middelen kunnen eene goede uitwerking hebben, ik spreek alleen de hoop uit, dat die hulp bij rampen niet om niet moet geschieden maar het staat als een paal boven water, dat ze de oorzaak van het 70

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 72