geval is met het voorstel van de Regeering om de voeding geheel voor rekening van hgt land te brengen een vraagstuk opgelost, dat blijkens de Memorie van Antwoord op het Departement van Oorlog in studie was en wie weet, hoelang in studie blijven zou Ik wil de beteekenis van die kostbare maatregelen niet verkleinen, ik zal er van harte voor stemmen, maar ik wil nogmaals met klem waarschuwen tegen te groot verwachtingen, omdat zij niets afdoen aan het feit, dat een vredesleger geen bevredigend wérk verschaft aan vrijwillig dienende militairen. Ik beschouw ze als een waardevolle verbetering in een overgangstoestand, die leiden moet tot een leger zonder Europeesche ongegradueerde militairen, ik ben er van overtuigd, dat de voorgestelde maatregelen eerst alleen dan tot hun recht zullen komen, wanneer ons geheele leger beslaat uit Inlanders, geëncadreerd met Europeesche en niet-Europeesch kader. Nu is ook gesproken over hervormingen in het leger. Ik heb hooren spreken over soldatencommissies, die ook wel soldatenraden worden genoemd, over een raad van advies, een raad van toezicht; ik heb er iets over gelezen in het Vrijzinnig Weekblad van Zaterdag j.l. Mijnheer de Voorzitter! Er is niets nieuws onder de zon, ook niet op het gebied van commissies van soldaten. Ik herinner mij, dat dergelijke commissies een jaar of 10 geleden bij eenige korpsen hebben bestaan bij wijze van proef, met de bedoeling om mede zeggingschap te hebben bij de voeding, enz. De commissies werden gekozen door de soldatentoen het een nieuw tje was, werd met grooten ijver aan die verkiezingen deelgenomen, maar al heel gauw was de aardigheid er af en Jan Fusilier zei: „Aan mijn lijf geen verkiezing". En hij ging liever r.aar de de cantine om een „dikkop" te nemen en van de verkiezing kwam niets terecht. Op zeer loyale wijze genomen, bleek de proef volkomen mislukt, en ik verwacht dan ook in de toekomst geen nut van dergelijke commissies. Ik geef veel meer de voorkeur aan adviezen van troepenofficieren, zooais ons leger gelukkig nog altijd kent, die lang genoeg onder verschillende omstandigheden met de troepen in aanraking zijn geweest, hun behoeften kennen en hart genoeg hebben, om maat regelen te nemen in het belang van de soldaten. Ik heb zooeven gesproken over den invloed van revolutionnaire elementen, ik heb er op gewezen, dat door het drijven van die revolutionnaire elementen het proces der verwording in ons leger zeer belangrijk was verhaast. !k zal hier niet verder op ingaan, wij weten uit de persberichten, vooral uit het „Vrije Woord", hoever het drijven dier elementen reeds is gegaan. Ik wil echter niet nalaten tegenover het drijven dezer elementen iets anders te stellen. Ik. heb daarbij het oog op een vergadering, gehouden, als ik mij niet vergis. Zondag een week geleden te Meester-Cornelis en dezen Zondag te Batavia met Inlandsche militairen. Een Hoofdbestuurslid van Boedi Oetomo heeft daar het woord gevoerd en ik wil van deze plaats een woord van hulde brengen aan den spreker van die dagen voor 72

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 74