Zooals gewoonlijk, Mijnheer de Voorzitter, zijn ook deze onder stellingen niet in overeenstemming met de werkelijkheid. Voorzoover mij bekend, heeft geen enkele uitzending van troepen plaats gehad, tenzij daarvoor het verzoek gedaan was door de civiele autoriteiten; in die gevallen heeft de militair gezaghebbende, volgens de bestaande voorschriften, bijstand te verleenen, zoo goed als mogelijk is. Ik heb integendeel, Mijnheer de Voorzitter, enkele militaire gezaghebbenden, die mij ter zake inlichtingen vroegen, pertinent opgedragen, geen troepen uit te zenden voor machtsvertoon, wanneer daartoe geen bepaald verzoek van de betrokken civiele autoriteit werd ontvangen. Er was dus voor een verwijt aan het adres van de legerautoriteiten in dit opzicht geen reden. Ik wil hier zelfs aan toevoegen, dat andere opvattingen van ondergeschikten door mij onder geen voorwaarde zouden worden geduld. Ik moet dan ook ten stelligste ontkennen, dat er eenige troepen beweging heeft plaats gehad tot machtsvertoon althans voorzoover ze tot mijn kennis zijn gekomen, en voor de uitzondering op den regel kan ik mij niet verantwoordelijk steilen me! de oogmerken als door genoemde sprekers aangeduid. In algemeenen zin is geen troep uitgezonden tot machtsvertoon, zonder dat daarvoor te voren het verzoek door de betrokken civiele autoriteit is gedaan. Uit het onderling verband van de rede van den heer Abdoel Moeis zou men kunnen opmaken, dat militairen tot machtsvertoon zijn gezonden naar Tjiparay en later naar Menes, maar ik ben overtuigd, dat het den heer Moeis evenals mij bekend is, dat in Menes met dat doel geen militairen zijn geweest. De heer Abdoel Moeis: Zij zijn er geweest. .De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en Hoofd van het Departement van Oorlog: Pardon, dat zijn geen mili tairen geweest, dat is gewapende politie geweest. De heer Abdoel Moeis: Mijn berichtgever sprak van „soldadoe". De heer Rietschoten, Commandant van het Leger en Hoofd van het Departement van Oorlog: Het zou kunnen, dat de politie voor soldaten is aangezien, maar militairen zijn in die plaats niet geweest. De heer Sasirowidjono heeft de vrees geuit, dat het minder tact vol optreden van de maréchaussée óp Java aanleiding zou geven tot moeilijkheden met de bevolking. Voor die vrees bestaat voor alsnog geen grond. Er is bij mij één enkele klacht binnengekomen over het minder tactvol optreden van een enkel persoon behoorende tot de maréchaussees tegenover een beambte. Overige klachten heb ik niet gehoord. Bovendien wil ik in dit verband ook mededeelen, dat de maréchaussée een bepaalde opdracht heeft, zoowel in de eerste als in de vierde militaire afdeeling op java, en dus in het algemeen niet wordt aangewezen om te dienen' tot machtsvertoon. Ter illustratie, Mijnheer de Voorzitter, van den ontevreden geest in het leger, waarop de heer Cramer, niettegenstaande de herhaalde verklaringen van onze zijde, is teruggekomen en naar aanleiding 82

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 84