van hetgeen hedenmorgen dienaangaande weer is te berde gebracht,
wil ik u enkele zaken mededeelen, die ik dezer dagen ondervonden
heb. Ik heb dezer dagen nl. een reis gemaakt en daarbij Semarang
en Magelang bezocht en op die reis heb ik persoonlijk meer dan
honderd mindere militairen aangesproken en bij hen geïnformeerd
naar klachten of grieven, en omdat ik vermoedde, dat men der
gelijke onderzoekingen ook wel weer verdacht zou maken, heb ik te
Semarang voorzorgen genomen om Europeesche soldaten te hooren
buiten elke tegenwoordigheid van officieren en meerderen van dat
korps, zoodat ze alleen tegenover mij en mijn adjudant stonden en
niet behoefden te vreezen voor mogelijke gevolgen van hetgeen ze
zouden zeggen. Het resultaat is geweest, dat mij door geen enkel
niet-Europeesch militair ook maar n klacht is geopenbaard.
Van de zijde der Europeesche soldaten heb ik drie grieven gehoord.
De eerste grief was van een man, die verzekerde, dat het eten
goed was en in voldoende hoeveelheid werd verstrekt, maar dat
hij toch de voorkeur zou geven aan een anderen kok.
De tweede grief was, dat een soldaat wegens slecht gedrag geen
24 uren verlof had kunnen bekomen, terwijl dit verlof aan andere
mannen wel werd toegestaan.
De derde grief luidde dat de verlichting veel te wenschen overliet
in de Wurtemburgsche kazerne, een klacht, die ik ten volle moest
beamen. Er zijn voorloopige maatregelen getroffen geworden in
afwachting van de aanbrenging van afdoende verbeteringen.
Volledigheidshalve moet ik hieraan toevoegen, dat ik een zeker
aantal Europeesche militairen aangetroffen heb, die inderdaad be
weerden in het algemeen ontevreden te zijn, maar toen ik bij hen
aandrong om die algemeene ontevredenheid te formuleeren en feiten
te noemen, waarop die ontevredenheid gegrond was, toen kreeg
ik van geen van hen een bevredigend antwoord. Feiten werden
niet genoemd; integendeel een van die menschen was zoo open
hartig rondweg te erkennen, dat niet de militaire dienst op zich
zelf, maar de algemeene toestand in indië hem tegenstonden en dat
hij daarom zoo spoedig mogelijk den dienst zou verlaten om naar
Nederland terug te keeren. Ik wil er bijvoegen, dat een dezer mili
tairen zoover ging, dat hij mij de verklaring gaf, liever in Neder
land in de gevangenis te zitten, dan langer in Indië te blijven.
Waar, Mijnheer de Voorzitter, hier van algemeene ontevreden
heid wordt gesproken en dit ook geschiedde door deze menschen,
echter zonder dat zij de gronden konden formuleeren, waarop die
ontevredenheid berustte daar moet ik er al dadelijk op wijzen,
dat mijn langjarige praktijk mij altijd hetzelfde verschijnsel heeft
doen zien. Altijd werd er veel gekankerd, ontevredenen waren er
steeds, maar als men die menschen vroeg naar feiten, waarop die
ontevredenheid berustte, dan kreeg men een gemeenplaats of een
uitvlucht tot antwoord. Dan hoorde men evenals nu: „ja, als ik
er maar eenmaal uit ben, dan is het goed", maar wat de toekomst
voor hen zou zijn, daaraan dacht men niet. De meerderheid van
dergelijke menschen, die ik in Semarang sprak en verklaarden in
het algemeen ontevreden te zijn en alleen heil beweerden te ver-
83