wachten van een ontslag uit den m'litairen dienst, bleken bij on
dervraging alle capaciteiten te missen, welke eenigen waarborg
voor hun slagen in de burgermaatschappij konden opleveren. Ik
heb niet tegenover die menschen den schijn willen wekken, alsof
ik pogingen zou willen aanwenden, om ze voor het leger te be
houden, hetgeen zeer zeker gezegd zou zijn, ingeval ik hen had
voorgehouden, dat zonder bekwaamheid in eenig vak ook in de
burgermaatschappij niets te verwachten is.
Het zou onbillijk zijn de laatstbesproken uitingen van ontevre
denheid uitsluitend te willen toeschrijven aan de toestan
den in het leger. En als ik in dit verband in Uwe herinnering te
rugroep het feit, dat Generaal Van Heutz, die zijn Europeesche
soldaten in het gevecht zoo bijzonder waardeerde, bij al zijn ex
cursies en expedities zorgvuldig vermeed in de bivaks in de nabij
heid van de Europeanen te vertoeven uitsluitend op grond van
hun eeuwigdurend gekanker, een gekanker geboren uit zucht om
te kankeren, dan geschiedt zulks alleen om er op te wijzen, dat
er vroeger ook gekankerd werd en van deze zijde nimmer is ont
kend, dat er ontevredenen in het leger zijn; wel dat de onte
vredenheid in het leger algemeen zou zijn. En ik zal dit blijven
ontkennen, zoolang ik geen gegevens heb voor het tegendeel, ge
gevens, die ik intusschen nimmer hoop te krijgen.
Dat er tegenwoordig meer ontvredenen zijn dan vroeger, wil ik
gaarne toegeven Maar is dit te verwonderen, wanneer van zekere
zijde den soldaat steeds wordt voorhouden, dat hij in alle opzichten
te kort wordt gedaan en dat zijn meerderen er slechts zijn om
hem het leven zuur te maken en te verbitteren, zonder dat de
goede zijde van die meerderen en van het soldatenbestaan ooit
wordt gereleveerd? De ervaren soldaat laat zich door dergelijke
voorspiegelingen niet van de wijs brengen, maar zij hebben een funes-
ten invloed op het groot aantal onervarenen en zwakkelingen en
niet het minst op de s echte elementen, die in het leger helaas ook
vertegenwoordigd zijn. Daarom acht ik het onverantwoordelijk dje
menschen op te warmen, waar zij en niemand anders de gevolgen
van hun daden moeten dragen.
A!s ik verder nog een oogenblik het geduld van de vergadering
zou mogen vorderen, dan zou ik gaarne, zij het ook op bescheiden
wijze, even de keerzijde van de medaille willen laten zien.
Ik trof in het hospitaal te Semarang twee niet-militairen aan, die
daar een operatie hadden ondergaan. Op mijn vraag, waarom die
operatie moest geschieden, deelde de chef mij mede, dat die per
sonen zich daaraan hadden onderworpen, omdat zij noodig was
om weer in militairen dienst te kunnen komen. Die menschen
waren in de burgermaatschappij geweest en verlangden nu weer
naar den militairen dienst terug, en wel in die mate, dat zij daar
voor vrijwillig een operatie wilden ondergaan.
Te Magelang ontmoette ik een soldaat, die 8 maanden in een
burgerbetrekking was geweest, maar niettegenstaande dat is hij
toch ook weer in het leger teruggekeerd. En nu zijn dit wel enkele
gevallen, mijne heeren, maar dit zijn gevallen van oppassende men-
84