categoriën van landsdienaren, voor wie de vroegere huishuur thans een deel der bezoldiging uitmaakt, geschiedt. Ik twijfel er dan ook niet aan, dat men op den duur zal kunnen ontkomen aan den eisch, dat de regeling van de verlofsbepaling voor alle landsdienaren naar een en dezelfden maatstaf plaats heeft. Ten aanzien van de verlofstractementen van de officieren is de Regeering, die over meer gegevens ter zake beschikt, een andere meening toegedaan dan ik en waar zij in deze aangelegenheid een beslissing heeft genomen, hebben wij voorloopig daarin te be; usten. Indertijd is de toezegging gedaan, dat de bezoldiging van assistent- Ieeraren op dezelfde wijze zou worden geregeld, maar deze toezeg ging gold naar mijn meening niet voor het verleenen van toelagen in bepaalde omstandigheden. Ik herinner mij, dat kort geleden door een officier het verzoek is gedaan om een toelage te krijgen voor het deelnemen aan een examen-commissie. Ik heb dat echter moeten afwijzen, omdat mij bleek, dat gedurende dien tijd van hem geen meerdere diensten waren gevorderd dan van zijn kameraden, die hun gewonen dienst verrichtten. Heeft men bijzondere werk zaamheden verricht, dan ben ik altijd bereid om dat te erkennen en te trachten dat te doen beloonen. Maar wanneer ik zie, dat men vraagt, omdat anderen dat ook hebben, maar dat men met die anderen niet op een lijn kan worden gesteld, wat betreft de eischen voor de opgelegde taak gevorderd, dan gaat inwilliging niet aan. Bij gelijke eischen wil ik altijd een gelijke belooning geven. Over de vliegafdeeling heeft de heer Pabst enkele zaken te ber de gebracht, waar ik geheel buiten sta en waar ik dus ook geen aandacht aan zal schenken. Wat in 1916 gebeurd is en wat men bij de inrichting van vlieg kampen heeft verzuimd, is achteraf beschouwd gemakkelijk te zeg gen. Ik wil daaraan niet meedoen. De personen, die daarmede bemoeienis gehad hebben, zijn allen weg en heeft het weinig nut om daarover thans nog te spreken. Ik wil alleen dit zeggen, dat, toen men begon met de oprichting van vliegkampen, men niet zóó op de hoogte was van de eischen, die men aan een vliegschool moest stellen, als de ervaring thans heeft geleerd. Zooals in het Regeeringsantwoord is medegedeeld, heeft men bij de oprichting van het vliegkamp te Soekamiskin in hoofdzaak overwogen, welke plaats als zoodanig voor het leger in oorlogstijd de gunstigste was. De kwestie van een vliegschool is daarbij eigenlijk niet voldoende tot haar recht gekomen, hetgeen echter in het geheel niet wil zeggen, dat het als zoodanig minder geschikt zou zijn. De on gelukken in den laatsten tijd voorgekomen hebben dit punt na der naar voren gebracht en is men zich gaan afvragen of de luchttoestand voldoende bekend is, om het vliegterrein ook als vliegschool te kunnen behouden. Daarnaar wordt een weten schappelijk onderzoek ingesteld, dat zal hebben uit te maken, waaraan men zich te houden heeft. Vóór dat onderzoek is afgeloopen, kan men niet beslissen, wat de meest gunstige plaats is voor een vliegschool. 92

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 94