Als Generaal van Rietschoten mij kan overtuigen door dadei\, dat hij den „modernen" militairen geest begrijpt en dat hij ook zijn ondergeschikten hiervan kan doordringen, dan wensch ik hem nog een lange militaire loopbaan toe. Maar als die moderne mïli- taire geest niet begrepen wordt, dat de Regeering dan ook niet aarzele om evenals in Holland in te grijpen. Tenslotte heeft de Legercommandant nog de vrees geuit dat ik bij mijn onderzoek misschien wel wat al te subjectief ben Mn is al meermalen dat verwijt gedaan en ik heb reeds zoo dikwijls ondervonden, dat als men opkomt voor de arbeidende klasse er dan wordt gezegd: „je hoort niet alle partijen, je oordeelt te subjectief". Ik kan de verzekering geven, dat dit niet het geval is. Ik heb hier niet adeen ondergeschikten gehoord. Juist om te voorkomen dat men mij straks bij mijn bezoek aan Tjimahi en Ngawi weer subjectiviteit zou toeschrijven, had ik den Generaal Van Riet schoten gezegd, dat ik in gezelschap zou gaan van den heer De heer Teeuwen: Mijnheer de Voorzitter! Even een kort wederwoord. In de eerste plaats een opmerking met betrekking tot een bezoek aan de gevangenis te Tjimahi. Ik heb het bij het maken van die opmerking heelemaal niet slecht bedoeld, maar ik heb deze overtuiging, dat wanneer men van te voren weet dat er een bezoeker za! komen, die de bestaande misstanden in 'oogen- schouw wil nemen, men dan willekeurig of onwillekeurig, dat wil ik in het midden laten, ervoor zal zorgen, dat die bezoeker van die misstanden niets of heel weinig zal zien en dan denk ik hierbij aan een verhaal, waarin beschreven is, dat de Directeur van een gevangenis van aalmoezeniers, die de gevangenis een bezoek brach ten, meermalen klachten ontving over de slechte behandeling die de gevangenen ondervonden van de oppassers e.d. en dat diezelfde directeur menigmaal menschen erheen heeft gestuurd, om te zien, oi die klachten al dan niet waar zijn, doch steeds tevergeefs. Dat hij daarna persoonlijk een onderzoek heeft ingesteld, eveneens tevergeefs, en dat hij tenslotte tot het besluit gekomen is, om zelf als gevangene te laten opsluiten en dat het toen eerst den directeur der gevangenis bleek, dat de ingekomen klachten juist waren. Mijnheer de Voorzitter! Ik wil zoo'n proef niet ondergaan. Ik hoorde zoo even spreken van kogels met een gewicht vin 24 en óo pond. O, ja, deze kogels zijn sedert afgeschaft en opge borgen in 's Lands pakhuizen doch de rietslagen bestaan nu z.?odat 'k m'i aan een dergelijke proef niet wagen wil, dat lijkt mij een beetje te gevaarlijk. Dan wil ik nog even terugkomen op de opmerking gemaakt door ons geacht medelid, den heer Ijipto, een opmerking die ook ik maaktealleen heb ik toen niet gebruikt het woord „moord" maar het woord „dooding", naar mijn meening is het toch het zelfde of men spreekt van moord dan wel van dooden. 96

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 98