overzijde verder worden getrokken, tot zij zich op hun plaats be
vinden, (erwijl bij het stellen van verticale schragen deze in balans
moeten woiden gehouden tot op hun plaats en dan behalve aan de
hoofdkabels aan een hulpkabel moeten worden vastgemaakt. Zie
fig, 7 en 5a (De scharen zijn met oog op de duidelijkheid van de
figuur weggelaten).
Een en ander maakt het type kabelbrug met lage ophangpunten
en hellende schragen tot een aangewezen type kabelbrug.
Aangezien in vlak terrein met geringe oeverhoogte en mitsdien
een kleine vrije ruimte onder het brugdek, kabelbruggen met lage
ophangpunten niet toepasselijk zullen zijn, zal men in bovengenoemde
omstandigheden in de toekomst nog steeds kabelbruggen met hooge
ophangpunten met alle nadeelen daaraan verbonden, toepassen.
Zoodra echter de vrije ruimte zulks toelaat, zal men dit type echter
vervangen door het veel gunstiger systeem, n.l. het boven omschre-
vene met lage ophangpunten en hellende schragen.
Voor toepassing komen dus in aanmerking
1. In terrein met lage oevers:
Hangbruggen met hooge ophangpunten.
Hoofdkabels en Röblingsche hangers, alsook windverband in ieder
vak en tuien voor het midden van de brug zijn noodzakelijk. De
jukken moeten stevig in den grond vastgezet zijn en door schoren
en verankeren naar achter zooveel mogelijk tegen schranken en
vooroverkomen beschermd worden.
2. In bergterrein en terrein met hooge oevers:
Hangbruggen met lage ophangpunten en hellende schragen.
Aannemende een pijl van 2 M. bij overspanning van 20 M. en
voor grootere overspanningen (25, 30, 35, 40, enz.) een pijl van
3 M., voorts bij toepassing van hout een eigen gewicht van 150
K.G./M2, brugdek en een mobiele belasting van 300 K.G./M2. brug
dek, komt men door berekening tot de volgende tabel, die bij een
tot op 5 M. afgeronde overspanning onmiddellijk alle brugafme-
tingen geeft. (Deze tabel is natuurlijk tot grootere overspanningen,
uit te breiden,).
640