In het belang van het werk en ómdat niet alle gestraften de schrijf kunst voldoende machtig zijn, kunnen voor vorenbedoelde diensten de gevangenen niet bij toerbeurt worden aangewezen. Bovendien wordt het wenschelijk geacht om niet van hun rang ontzette gevangenen z.m. n i t in de werkplaatsen te werk te stellen. ad. 3e. Wegens feitelijke insubordinatie worden alleen in bijzonder ernstige gevallen zware straffen opgelegd. Is het bewezen, dat het feit in dronkenschap heeft plaats gehad, dan wordt zulks in den regel als verzachtende of verschoonende omstandigheid in rekening gebracht. ad. 4e. Onlangs zijn de straffen in de militaire strafgevangenis te Tjimahi herzien en werd het sluiten in de boeien indien dit nl. met kettingsluiting wordt bedoeld gehandhaafd, omdat het sluiten in de boeien volgens het reglement van Krijgstucht nog voor het geheele leger bestaat, en het niet noodig geoordeeld wordt, dat de militaire gevangenen in dit opzicht in gunstiger conditie zouden ver- keeren. Wordt echter bedoeld de straf met den kogel, dan wordt opge merkt, dat deze straf bij de zoo juist genoemde herziening is komen te vervallen ad. 5e. Aangezien bij veroordeeling tot (militaire) gevangenisstraf of detentie de rang niet verloren behoeft te gaan, moet rangsverschil worden gehandhaafd. Er bestaat geen enkele rechtsgrond om een gegradueerde, die door den rechter wordt veroordeeld zonder de bijkomende-straf van degradatie, bij wijze van administratieven maatregel zijn rang te ontnemen. Tot de afschaffing van de straf van rietslagen werd in beginsel reeds besloten Evenals in de burgergevangenissen wordt te Tji mahi de straf van rietslagen echter voorloopig gehandhaafd, totdat gelegenheid bestaat de straf van eenzame opsluiting gepaard te doen gaan aan zwaren arbeid. Deze gelegenheid is reeds ten deele tot stand gekomen. Door den Directeur van de strafgevangenis werd medegdeeld, dat na het bezoek van de Volksraadsleden aan vorengenoemde in richting de werkwilligheid van de gevangenen was verminderd. Werd te voren, door de meer bekwame arbeiders geregeld meer werk af geleverd dan de vastgestelde taak, sedert dien was dit niet meer of in veel mindere mate het geval. Dat die vastgestelde taak niet te hoog wordt gesteld, moge blijken uit het feit, dat de eisch voor het aantal af te werken broeken zijnde 12 stuks per week, door de meer geoefenden vroeger, zonder be zwaar, met een IO-tal per week werd overschreden. Voorts is het opgevallen, dat tijdens de onlangs plaats gehad heb bende, nagenoeg algemeene, weigering om te werken enkele gevan genen bij hun ontslag dreigden een der bovenbedoelde Volksraads leden te zullen inlichten. 650

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 122