Of en in hoeverre bovenbedoelde feiten verband houden met het hiervoorbedoelde bezoek en welken invloed wellicht de in dat tijd perk aangekomen nieuw veroorde.-lde personen daarop hebben uit geoefend, is uit den aard der zaak niet vast te stellen. Aan de gevangenen in de strafgevangenis te ljimahi is nimmer opgedragen particulier werk te verrichten. Het wordt hun echter wel eens toegestaan en dan niet speciaal voor een ieder. In het bijzonder tijdens den oorlog zijn in de militaire strafge vangenis op deze wijze artikelen vervaardigd, die in den handel niet meer verkrijgbaar waren. Dat de daarvoor betaalde loonen niet hoog zullen zijn geweest, wordt geen bezwaar geacht, aangezien, zooals reeds door som mige leden werd opgemerkt, de gevangenen er niet zijn om geld te verdienen. Ingevolge artikel 76 R. R. moet aan de invoering h. t. 1. van het nieuwe militaire strafwetboek, de invoering van dit wetboek in Ne derland voorafgaan. Bij Koninklijke boodschap van 1 Mei 1918 werd een ontwerp van wet betreffende invoering van genoemd wetboek aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangeboden. De invoering in Indië kan derhalve binnen afzienbaren tijd tegemoet worden gezien. Het voor Indië geldende wetboek van militair strafrecht zal ver moedelijk slechts in bijzaken afwijken van het Nederlandsche. Door den legercommandant zijn voorstellen gedaan om voortaan in de verbandakten eene bepaling op te nemen, welke dien bevel hebber de bevoegdheid toekent om militairen, die karaktereigen schappen of neigingen bezitten, welke onvereenigbaar zijn met de krijgstucht, uit het leger te ontslaan. Door de bij het Gouvernements-Besluit van 9 Mei j.l. tot stand gekomen wijzigingen van de reglementen op de 2e klasse van mili taire discipline en voor het strafdetachement, alsmede van het alge meen voorschrift nopens het verlaten van den dienst, is thans reeds de gelegenheid geopend om veel eerder dan tot dusver het geval was, slecht oppassende militairen uit den dienst te ontslaan. De maatregel om kinderen van Europeesche of daarmede gelijkge stelde ouders in werkplaatsen en inrichtingen op te leiden tot am- bachtshandwerksüeden is een door de Regeering aangegrepen mid del om het pauperisme onder de Europeanen zoo mogelijk te be teugelen. Voor enkele vakken, conducteur, hoefsmid, teekenaar kunnen thans reeds niet-Europ. jongelieden in opleiding worden genomen, terwijl uitbreiding daarvan wordt overwogen. 651

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 123