De Voorzitter: Wanneer de vergadering zich ermede kan ver eenigen, dat het artikel in de Handelingen wordt opgenomen, als deel van de rede van den heer Teeuwen, zal het niet noodig zijn, dat het wordt voorgelezen. De heer Rivai: Ik zou gaarne willen, dat het artikel werd voorgelezen. De heer Teeuwen: Het artikel is iedereen bekend! De heer Rivai: Hetgeen niet is voorgelezen, kan toch niet in de Handelingen worden opgenomen. De voorzitter: Met toestemming van de vergadering kan dat wel. Toestemming tot opneming wordt verleend 0). Mijnheer de Voorzitter! Er is nog een zeer belangrijk punt ter sprake gekomen in dit afdeelingsverslag, n l. de bestemming van de nieuwe Europeesche militie, waaromtrent ik hier tevens verwijs naar een paar artikelen, in het Bataviaasch Handelsblad van 28 Juni en 1 Juli jl. Bij de Regeering heet het nu, dat bij Haar de wensch aanwezig was, dat de Europeanen het voorbeeld moeten geven. Welnu. Mijnheer de Voorzitter, op Zaterdag sprak ik hier ook van het voorbeeld, dat door Europeanen op ander gebied gegeven diende te worden. Er was toen sprake van een slecht voorbeeld, dat door Europeanen gegeven werd. En toen stemde de Regeering niet in met mijn opvatting. De Regeering betoogt in de Memorie van Antwoord op soortge lijke wijze als ten aanzien van de uitspraak van majoor Holle is geschied, dat hare bedoelingen ni e t gekend worden uit brieven van particulieren. Zij doelt hier op de beide brieven van ons geacht medelid den heer Bosscha, die geschreven werden kort vóór het vertrek van de Irsdië Weerbaar-deputatie naar Nederland in begin 1917, in zijne kwa liteit van Voorzitter van de Bandoengsche afdeeling Indië Weerbaar en lid van het hoofd-comité van Augustus 1916, en van Voorzitter van het Hoofdbestuur van de eind 1916 gevormde nieuwe vereeniging Indië Weerbaar! De Regeering neemt dus ook niet de verantwoordelijk heid op zich voor den inhoud van deze politieke uitingen, die een verschrikkelijk inzicht geven in de mentaliteit van het vreemd-na tionale groot=kapitaaI, dat als een geheimzinnige macht in alle regeeringshandelingen haar funesten invloed doet gevoelen. Het zij mij vergund, aangezien ondanks mijn verzoek deze brieven niet in het afdeelingsverslag werden opgenomen, deze hier voor te lezen De heer Bosscha: Ik dank U wel voor de voorlezing Wegens plaatsgebrek niet opgenomen, Red. 682

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 144