uit den tijd van de Portugeezen en van de Oost-Indische Compagnie u| de" booze is zoolang uit de oorlogsbegrooting niet op afdoende wijze blijkt, dat voor goed gebroken is met dat divideerend systeem zoolang kan ik mijn stem niet aan de oorlogsbe grooting geven. s De nationalisten stellen als onafwijsbaren eisch, dat er in geen enkel opzicht bij de in diensttreding eenig verschil zal worden ge maakt tusschen welk ras ook, aangezien zij geen rasverschil erken nen, aangezien zij allen zich één voelen. Gelijke voorwaarden voor allen. De meerdere geschiktheid kan in- enz t0t haaf reCht komen door bevorderingen, belooningen Het geheele stel Iegerbepalingen, in strijd zijnde met dit beginsel acht ik in strijd met de belangen van het Indische volk in strijd met de nationale eenheidsgedachte, in strijd met het ideaal- een vrij en onafhankelijk Indië. Zoolang niet voor goed gebroken is met het verderfelijke verded en heersch-systeem, zullen de afgevaardigden van de Nationale ver- eemging in het bijzonder de partij, die door mij vertegenwoordigd wordt, tegen elke militaire begrooting stemmen. Ik heb gezegd. De heer Stokvis: Mijnheer de Voorzitter! Ik kan mij heel ge makkelijk aansluiten aan de laatste woorden van den heerTeeuwen omdat ook van mij niet verwacht kan worden, dat ik ooit voor een oorlogsbegrooting in dezen raad kan stemmen De gronden evenwel, die ik voor mijn meening heb, zijn anders dan die van den heer Teeuwen. Lang zal ik er niet over uitweidenhet was aanvankelijk niet mijne bedoeling erover te spreken, maar ik ben in deze besprekingen betrokken door bijzondere omstandigheden. Ik wil alleen verklaren dat ik een overtuigd pacifist ben, al van vroeger, en in mijn opvat ting versterkt ben door de geschiedenis van de laatste vier jaren. Het zijn gronden van redelijkheid en menschelijkheid, die mij ertoe nopen mijn stem te onthouden aan uitgaven voor een leger. De bijzondere omstandigheden, die mij aanleiding hebben gegeven woordvoeren over deze begrootingsafdeeling, zijn enkele uitlatingen in de Memorie van Antwoord der Pegeering omtrent het bezoekiVan den heer Cramer en mij aan de Militaire gevangenis te Ik breng hierbij in herinnering, dat de vleiende woorden van den heer Cramer mij ertoe gebracht hebben aan den tocht deel te nemen. Ik zou haast zeggen met eigenaardige zelfkennis heeft de heer Cra mer gemeend mij er bij te moeten sleepen, de Legercommandant is zoo welwillend geweest het verzoek van den heer Cramer toe te staan en heeft alle vrijheden gegeven, waarop de heer Cramer meende recht te hebben bij een dergelijk bezoek Tegen de wijze, waarop in de pers over dit bezoek aan de gevan genis is geschreven, moet ik echter iets opmerken. Het vertiouwen, dat de heer Van Hinloopen Labberton in de pers stelt, deel ik niet. 689

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 151