Maar het is noodig, dat wij de financieele consequenties daarvan
kennen en daarom spijt het mij, dat ik in de Memorie van Antwoord
geen antwoord heb gevonden op de vragen van 3 van het afdee-
lingsverslag, die daarop betrekking hebben.
Nu staat hier en daar in de Memorie van Antwoord wel iets wat
op die vragen betrekking heeft, maar daar hebben wij niet veel
aan; wij moeten ons nu maar troosten met de hoop, dat een uit
voerig antwoord bewaard blijft voor de Volksraadscommissie,
die ingesteld is tot voorbereiding van de inheemsche militie en die
gedurende hare werkzaamheden dezelfde vragen aan de Regeering
heeft gesteld. Misschien kan de Regeeringsgemachtigde mededeelen,
of die verwachting kans op verwezenlijking heeft.
De heer Van Rietschoten, Commandant van het Leger en
Hoofd van het Departement van Oorlog; U zult dit vernemen bij
de bespreking van de vragen, die ik zal beantwoorden.
De heer Pabst: Nu ik het toch heb over een verdedigingsleger,
wil ik heel in het kort iets zeggen over hetgeen de vorige sprekers
hierover hebben gesproken.
Ik heb o.a. gehoord, dat de verdediging is een overheerschend
Nederlandsch belang, dat men de bevolking wil mobiliseeren om
de Nederlandsche belangen te verdedigen en ik heb gehoord, dat
dit verschillende van mijn collega's er toe zal brengen om zich tegen
dergelijke plannen te verzetten.
Ik geloof, dat wij moeten uitgaan van het beginsel, dat de verdedi
ging dezer gewesten niet is een uitsluitend Nederlandsch belang, maar
zoowel een Nederlandsch belang als een zuiver Indisch belang, beide.
Het zou voor Nederland ongetwijfeld een groote ramp zijn, wan
neer in deze gewesten zou komen verandering van vlag, maar ik
heb genoeg vertrouwen in de kracht van mijn eigen volk om er
zeker van te zijn, dat, wanneer er verandering van vlag kwam en
ons een dergelijke slag werd toegebracht, het dien slag te boven
zal komen en even goed als Denemarken, Zweden en Noorwegen
zich ten slotte zou kunnen verheugen in een behoorlijke mate van wel
vaart, maar ik ben er niet van overtuigd, of het Indische volk een der-
gelijken slag te boven zou komen. Ik ben niet overtuigd, of de
gevolgen daaraan verbonden, van dien aard zijn, dat het Indische
volk, dat zich op het oogenblik bevindt in het eerste stadium van
politieke en economische ontwikkeling, die gevolgen binnen afzien-
bareri tijd te boven zou komen.
Ik heb de overtuiging, dat het in de ontwikkeling een groote
periode zou worden teruggesteld en het is natuurlijk niet te zeggen,
hoe lang het duren zal, eer het een dergelijke achteruitstelling heeft
ingehaald om door te gaan op dezelfde wijze, zooals het nu bezig is
te doen
Ik zal hier verder niet op ingaan. Het zijn zaken, die eigenlijk niet
geheel aan de orde zijn en ik zou er misschien toe komen om dingen
te zepgen,welke in een openbare vergadering niet thuis hooren,
omdat daarbij vreemde mogendheden in het debat zouden komen.
697