Een en ander is echter in verband met de meer op den voorgrond tredende neiging, om bij de menschelijke zoowel als dierlijke voe ding de hoeveelheid eiwit in het rantsoen te verminderen, niet van dien aard, dat eene proefneming in het groot een proefneming zal het voorloopig blijven met rantsoenen bestaande uit hooi en gaba in de hoeveelheden alsjboven aangegeven niet zou mogen worden aangevangen, indien men zich slechts rekenschap geve van het hier- voren opgemerkte en zoo noodig het rantsoen met een eiwitrijk en niet te vetarm voedermiddel (b.v. boengkil) aanvulle, al of niet met vervanging van een deel der gaba. Uit den aard der zaak zal het drenken der paarden, welke op hooi staan, meerdere malen per dag dienen te geschieden dan thans het geval is en vooral vóór het uitrukken niet mogen worden ver zuimd. De noodzakelijkheid daarvan ligt voor de hand, als men bedenkt, dat met 5 K. G. hooi 20 Liter water minder wordt op genomen dan met 30 K. G. gras. Voorts zal bijzondere aandacht moeten worden geschonken aan de verstrekking van kalkzouten. Blijkens de bijgevoegde analyses bevat 5 K. G. hooi slechts 5 X 3.2 16.gram CaO, terwijl met 30 K. G. gras 30 X 1-1 33.— gram wordt toegediend. Teneinde deze vermindering van CaO in het rantsoen van alle met hooi te voederen legerpaarden op te heffen, ware, zoolang het niet gelukt door kalkbemesting van de vloeiweiden meer kalkrijk hooi te ver krijgen, in afwijking met hefgeen in militair tarief No. 21 onder IV inzake de verstrekking van krijtwit in poeder aan de uitheemsche legerpaarden is voorgeschreven, te bepalen, dat op alle werkdagen aan alle legerpaarden per K. G. te verstrekken hooi 10 gram krijt wit in poeder over het krachtvoer zal worden toegediende De opmerking is gemaakt, dat een dergelijke hoeveelheid krijt in verband met de ontwikkeling van koolzuurgas door de inwerking van het maagzuur aanleiding zou kunnen geven tot acute op geblazenheid of wel op den duur schadelijk zou kunnen werken door de binding van een aanzienlijke hoeveelheid zoutzuur van het maagsap. In verband hiermede is door mij aan enkele voor (1) Tenminste zoolang de veekoekStadhouder", waarin natuurlijk naar voorschrift een zekere hoeveelheid krijtwit kan worden gemengd, niet is ingevoerd. (Op de ontwerp-begrooting voor 1920 was een bedrag tot aan maak van veekoeken uitgetrokken, welk bedrag bij nota van wijziging is teruggenomen, omdat het overleg over deze zaak nog niet geëindigd is. Red.) itvii-i-j Dri mRi,T3 t,- - - r joelnnuBb 557

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 15