technischen werkkring zijn, te vergen, dat zij, om voor bevorde ring in aanmerking te komen, een beurt krijgen bij den troep, d.w.z. in een dienst, die heelemaal verschilt van hun dagelijksch werk? Waarom kunnen zij niet bij de inrichting zelf promotie maken? Dat men er nu en dan in geslaagd is, om sommigen van die heeren geruimen tijd aan de inrichting werkzaam te houden, zooals in de Memorie van Antwoord is gezegd, kan toch niet als motief gelden om geen verandering te brengen in een toestand, die in beginsel verkeerd is. Dit is niet alleen de meening van den heer Brukker, maar ook van een paar officieren die sedert eenige jaren werk zaam zijn op die inrichting, en die hunne meening gepubliceerd hebben in het Juninummer van het Indisch Militair Tijdschrift. Nu wil men den officieren, die bestemd zijn voor de inrichtingen, een technische vooropleiding geven, en zeer terecht. Gaat men daartoe over, dan moet men niet afbreken met de eene hand: wat met de andere wordt opgebouwd, door de heeren op zeker oogenblik van de inrichtingen weg te halen en ze bij een compagnie of batterij in te deelen, voor geheel ander werk, dan waaraan zij gewoon en waarvoor zij bestemd zijn. In afwachting van de technische opleiding, waarop in de Memorie van Antwoord wordt gezinspeeld, zou ik in overweging willen ge ven, het verkrijgen van geschiktheid voor een hoogeren rang bij den troep voor de officieren van den Winkel en de Pyrotechnische werkplaats nu reeds af te schaffen. Mijnheer de Voorzitter! Het klinkt zonderling, dat de veterinaire dienst in hetzelfde geval verkeert als de artillerie inrichtingen. De militaire veterinaire dienst is ingedeeld bij den militairen genees kundigen dienst. Beide dienstvakken genezen wel, maar het genezen van menschen is toch geheel iets anders dan het genezen van paar den, vandaar, dat er aparte paarden-artsen en menschen-artsen zijn. liet gevolg van de indeeling van den veterinairen bij den genees kundigen dienst, is, dat de voorstellen van den inspecteur-paarden arts aan het hoofd van het departement van Oorlog door de handen gaan van iemand, die niet ter zake deskundig is, nl. door handen van den Chef van den Geneeskundigen dienst, die aldus bevoegd heid heeft te adviseeren en misschien een advies geeft tegen het advies van den inspecteur-paardenarts in. Ik zeg niet, dat dit altijd gebeurt, maar de mogelijkheid bestaat echter. Dus hier kan zich hetzelfde voordoen als met een advies van een technischen bedrijfschef eener artillerieinrichting, dat door de handen gaat niet van een deskundige autoriteit, maar door die van iemand, dien de heer Brukker heeft genoemd den „chef van het kanonnen- volk", welke Chef terzake ook niet deskundig is zoodat men kans loopt, dat een advies van een niet-deskundige bij het hoofd van het departement den doorslag geeft. De Memorie van Antwoord zegt, dat het niet economisch zou zijn, wanneer de militaire veterinaire dienst gemaakt werd tot een zelfstandige afdeeling van het Departement van Oorlog, want het corps is te zwak, zou slechts 10 tot 12 paardenartsen tellen. Dat is het zij in het voorbijgaan gezegd, Mijnheer de Voorzitter wel wat 701 I. M. T. 44 1919.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 163