Mijnheer de Voorzitter! Ik twijfel volstrekt niet aan den waar heidszin van meergenoemde commissie, maar stel mij toch de ernstige vraag, waarom toch na de door de commissie te Magelang en andere groote garnizoenen op Java gehouden vergaderingen en besprekingen met de Menadoneesche mindere militairen, nadat het lid der commissie, de Menadoneesche sergeant, J. Turangan, aan de Menadoneesche of Minahassa-soldaten de noodige inlichtingen omtrent de bevindingen en voorstellen dezer commissie verstrekt had, te Magelang, Djocja, Weltevreden, Meester-Corneiis, Tjimahi, Bandoeng en andere garnizoenen het aanvankelijke vertrouwen in die commissie en de hoop op verbeteringen bij de Minahassische of Menadoneesche mindere militair, veranderde in wantrouwen en wrok? Niet alleen in besloten kringen, doch zelfs in openbare vergade ringen werd door hen aan hunne ontevredenheid en wrok lucht gegeven. 't Zij me vergund, Mijnheer de Voorzitter, eenige passages uit de op die in de maanden April en Mei gehouden openbare verga deringen in de Maleische taal gesproken woorden, in 't Nederlandsch vertaald weder te geven: „Dat de aanhankelijkheid van de Minahassa aan Vorstin en „Regeering niet verslapt is, getuigt de werving voor de land- en „zeemacht, gewapende politie enz., blijkt uit het feit, dat de „Minahassa is voor „Indië Weerbaar" en de militie. „Omdat de Minahasser gewillig en kalm van aard is, blijft „hij onder dat alles vroolijk en houdt zich koest. Wij vragen, „wanneer worden wij de 12de provincie? Wanneer genieten „wij de rechten en vrijheid als Nederlanders? Hoeveel eeuwen „moeten wij ons nog blind en doof houden, ons eigen vaderland „en familie vergeten, ons leven opofferen en onze broeders „bestrijden voor andermans zak en vrijheid in Indië. ,.Nu voelen wij, hoe wij stiefmoederlijk behandeld worden. „Waar Nederland ons vroeger noodig had, betoonde het ons „liefde, doch deze is verslapt, zoodra de geldzucht Indië beheerscht. „In vredestijd is slechts de Europeaan mensch. Dat dan ook „uitsluitend de Europeaan bij een oorlog of opstand aan 't „front gebracht worde! „Onrechtvaardig is het, dat wij tot christenen bekeerd zijnde, onze „broeders van een anderen godsdienst, bestrijden moeten. „Zeker volvoert de Minahasser elk bevel, mits dit slechts „rechtvaardig zij en hij in zijn rechten niet verkort wordt. „Beschouwen we tevens den arbeid der bezoldigingscommissie, „die slechts voor den Europeeschen militair is, zoodat ook wij „moeten spreken van onrechtvaardigheid, terwijl ons gemoed „hierover vol is van bitterheid. „Offeren wij ons leven op met dit vooruitzicht en voor het „nut en 't voordeel van een ander? 710

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 172