Mijnheer de Voorzitter! Moge ik erin geslaagd wezen de Regeering, hier vertegenwoordigd door den Legercommandant, Zijne Excellentie den Luitenant-Generaal Van Rietschoten in wiens rechtvaardig heidszin ook de Menadoneesche soldaat in het algemeen het volste vertrouwen blijft koesteren, overtuigd te hebben van de waarheid, der door mij in de 6e vergadering van den Volksraad op 20 Juni 1918 en in de 1de vergadering op 28 Juni d.a.v. gedane mededeelingen van hetgeen er omgaat bij de mindere Menadoneesche militairen in het leger, en moge van Regeeringswege al wat noodig is gedaan worden, om spoedig met versneld lempo te geraken tot eene uni ficatie van soldij, voeding, huisvesting, geneeskundige behandeling en verzorging voor de verschillende rangen van alle militairen van het Nederlandsch-Oost-Indische leger, beneden den rang van Officier, zonder onderscheid wegens hun landaard, en niet het minst, laten de belangen van de soldatenvrouwen niet langer verwaarloosd worden. Mijnheer de Voorzitter! Door den geachten spreker van gisteren, den heer Teeuwen, werd gezegd, dat Ambonneezen indertijd voor straf naar Semarang werden gezonden om soldaat te worden. De heer Teeuwen verzekerde mij zooeven, dat ZEd. speciaal Ambon neezen en geen Minahassers bedoelde. Aangezien velen op Java ons Minahassers dikwijls en zeer foutief Ambonneezen noemen, wil ik hier n i e t om den heer Teeuwen recht te zetten maar opdat andere medeleden niet de verkeerde meening krijgen, dat de Minahassers voor straf naar Java kwamen een korte toelichting geven. Door het Nederlandsche Gouvernement werden 3U Januari 1829 met eenige (niet alle) opperhoofden van de Minahassa overeen komsten aangegaan, waarbij deze opperhoofden zich geheel v r ij w i 11 i g verbonden ieder met een door deze opperhoofden zelf te bepalen aantal manschappen en zelf aan te wijzen subal terne officieren het Nederlandsche Gouvernement in den Java- successie-oorlog bij te staan. Het toenmalige opperhoofd of Majoor van Sonder van wien ik in rechte lijn afstam, ging als hoofdaanvoerder van de Mina hassa hulptroepen mede met oen titulairen rang van Groot-Majoor der Infanterie (tegenwoordig Overste; van het N.0.1. Leger. Een zestal toenmalige tweede-districtshoofden w.o. de grootvaders van de tegenwoordige ie Luitenants Walangitang en Kawilarang,gin gen als kapiteins, en een twaalftal zoons van toenmalige opperhoofden gingen als le en 2e Luitenants met genoemde hulptroepen mede. Geen enkel persoon werd gedwongen aan denJava-oor- Iog deel te nemen. Integendeel ruim 400 man moest op de havenplaats Menado ach terblijven wegens gebrek aan scheepsruimte. Ik herhaal het nogmaals: Het was geheel uit vrijen wil, enkel om lauweren te oogsten, dat mijn grootvader en met hem 12 zonen van voorname Minahassische families zich met hunne manschappen naar |ava inscheepten en onder deze manschappen was geen enkele misdadiger. 713

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 175