Deze Minahassische hulptroepen moeten blijkens de door den toenmaligen opperbevelhebber, Generaal de Koek e. a. Nederland- sche Generaals gegeven verklaringen zeer goede diensten hebben bewezen. Dit kan ik uit de vleiende brieven, die in het bezit van mijn grootvader, den hoofdaanvoerder der Menadoneesche hulptroepen waren, bewijzen. De heer So se li sa: Mijnheer de Voorzitter! Ik wil slechts enkel protesteeren tegen een uitlating van den heer Waworoentoe. Het is voor een goede samenwerking in het leger noodzakelijk, dat de Ambonneezen en de Minahassa'ers samengaan. De uitlatingen van den heer Waworoentoe bevorderen dat niet. Ik wil daartegen open lijk protesteeren. Ik heb hem meermalen aangeboden een openbare vergadering te houden om misstanden weg te ruimen. Het is bij woorden gebleven en het misstaat den heer Waworoentoe als leider van de Minahassische bevolking en ik wil het in het openbaar zeggen om door zijn optreden de verschillen grooter te maken. Dat wilde ik even in het licht stellen. De heer Laoh: Mijnheer de Voorzitter! Wanneer ik het woord heb gevraagd, dan is het niet om mij te begeven in uitvoerige be schouwingen van militairen aard. De thans aan de orde zijnde be grooting van Oorlog biedt mij daartoe geen aanleiding, omdat zij in hoofdzaak beoogt het doorwerken op den bestaanden toestand. De beschouwingen over deze afdeeling ten vorigen jare gegeven zijn dus ook op deze begrooting nog van toepassing, zoodat ik daardoor slechts in herhaling van de toenmaals betoogde urgente veranderingen zou komen te vervallen. Wellicht zal het rapport van de in November a.p. ingestelde commissie tot herziening der be zoldiging van het militaire personeel van de landmacht ons voor nieuwe denkbeelden en grondslagen van het bezoldigingsstelsel enz. plaatsen en alsdan zal er gelegenheid te over zijn om de legerbe- grooting opnieuw in beschouwing te nemen. In verband daarmede zou ik thans de vraag aan de Regeering willen stellen, wanneer het rapport van gemelde commissie den Volksraad zal bereiken. Wat ik thans wensch te behandelen, zijn slechts de enkele pun ten door mij in de sectievergaderingen ter sprake gebracht. Mijnheer de Voorzitter! Met genoegen heb ik uit de Memorie van Antwoord der Regeering gelezen, dat wanneer de thans in be handeling zijnde ontwerp-wet tot wet zal zijn verheven, het dua lisme in de riddersoldijregeling niet meer zal bestaan. Alle ridders der Militaire Willems Orde beneden den rang van Officier, onge acht hun landaard, zullen dan dezelfde riddertoelagen genieten, al dus werd ons medegedeeld. Ziedaar, Mijnheer de Voorzitter, het eerste offensief tegen het ras criterium in ons leger. Moge dit offensief door meerdere gevolgd worden. Alvorens van dit onderwerp af te stappen, zou ik gaarne van de Regeering willen vernemen, of de nieuwe riddersoldijrege ling ook van terugwerkende kracht zal worden verklaard, m.a.w., of de dragers van inheemschen landaard van de Militaire Willems Orde uitgereikt vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wet ook 714

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1919 | | pagina 176