Den 10en d.a.v kwam sergeant Loing voornoemd persoonlijk
informeeren, of de menschen te Weltevreden konden rekenen op
hulp onzerzijds. Ik deelde hem mede, dat er geen aanleiding bestond
om den steun verleend aan Mr.-Cornelis aan de menschen te
Weltevreden te onthouden. Zoodra hij, Loing, de beschikking had
over opslaggelegenheid binnen het kampement, hij beslist rekenen
kon op mijn hulp. Spoedshalve verzocht hij mij, om mij terzake
telefonisch in verbinding te stellen met den Commandant van het
20e Bataljon, waaraan ik voldeed. De adjudant kwam aan de
telefoon en na mijn naam opgegeven te hebben, bracht ik dezen
het verzoek van Loing voornoemd over, er aan toevoegende, dat
ik wel genegen was hier, gelijk zulks in Mr.-Cornelis is geschied,
helpend op te treden, mits men eene localiteit in het ka.nperrent
voor opslag en distributie beschikbaar stelde. Na deze uiteenzetting
vroeg de adjudant, namens welke autoriteit ik sprak. Ik ant
woordde, dat ik het verzoek had gedaan in mijn qualiteit van
voorzitter van het Minahassafonds, de Vereeniging, die de fondsen,
voor aankoop van rijst had beschikbaar gesteld en in de verwachting,
dat het eenig effect ten gunste van het verzoek zou geven, deelde
ik ten slotte nog mede, dat ik een der vertegenwoordigers van het
Minahassavolk was in dezen raad. Daarop verdween hij om een
oogenblik later terug te komen met de vraag, of de Europeesche
en Inlandsche militairen eventueel ook rijst uit onzen voorraad
zouden kunen krijgen. Die vraag werd door mij ontkennend be
antwoord onder mededeeling, dat de gelden voor aankoop van de
rijst afkomstig waren van een Minahassische vereeniging, zoodat
de rijst ook uitsluitend bestemd was voor Minahassische militairen
te Weltevreden. Ongeveer een kwartier later, ontving ik de tele
fonische mededeeling namens den Commandant van hel 2Ce Batal
jon, dat er in het 20e Bataljon geen locaal beschikbaar was voor
meergemelde doeleinden. Dat het antwoord mij niet alleen, doch
vooral ook de arme soldaten met hunne vrouwen en kinderen, die
zelf getuige waren, dat er toen niet één, maar zelfs drie kamers leeg
waren, verbitterd heeft, behoef ik zeker niet meer te betoogen. Uit
de Memorie van Antwoord is mij gebleken, dat de Commandant
van het 20e Bataljon, den Afdeelings-Commandant niet met één en
ander op de hoogte gesteld, wat ik zeer betreur, omdat ik de over
tuiging heb, dat deze autoriteit zeer zeker plaats voor dat doel zou
hebben gemaakt, alleen om de arme menschen tegemoet te komen.
Wat aangaat de opheffing van den schutterplicht opgelegd aan
de z.g. Inlandsche burgers in de Minahassa, tot mijn leedwezen
vernam ik van de Regeeringsbank, dat een zoodanige wijziging
voorloopig nog niet in overweging kan worden genomen. Ik zal
echter nog nader op deze quaestie terugkomen, doch wensch thans
reeds te constateeren, dat de Regeering door deze verklaring blijk
baar de Inlandsche burgers te Menado langer wil blijven bevoorrechten
boven de zonen van het land, eene bevoorrechting die het Mina
hassavolk zeer zeker grieft
De aankondiging van Regeeringszijde inzake de wijziging van
het pensioenreglement voor de niet-Europeesche militairen en de:
720